ECLI:NL:RBDHA:2022:15982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
AWB 22/2263
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde mr. M.E. Martis. Het verzoek was gericht tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster het griffierecht van € 184,- niet tijdig heeft betaald, wat een vereiste is voor de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening volgens artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder zitting indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft op 17 april 2022 een aangetekende brief gestuurd naar verzoekster met het verzoek het griffierecht binnen twee weken te betalen. Aangezien de rechtbank het griffierecht niet heeft ontvangen en verzoekster geen geldige reden heeft gegeven voor deze omstandigheid, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek niet inhoudelijk kan worden behandeld.

De rechtbank heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/2263

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2022 in de zaak tussen

[verzoekster], met V-nummer [V-nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. M.E. Martis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die om een voorlopige voorziening vraagt moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82, eerste lid, van de Awb. In dit geval is het griffierecht € 184,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoekster niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft verzoekster op 17 april 2022 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat verzoekster het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Verzoekster heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het verzoek zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.