ECLI:NL:RBDHA:2022:15972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL22.12500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen en verzoek om bestuurlijke dwangsom in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist. Op 3 juni 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen. Eiser heeft het beroep ingesteld om de rechtbank te verzoeken de bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om veroordeling van verweerder in de proceskosten. De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat er geen verzoek om een zitting is gedaan, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Verweerder heeft inmiddels een besluit genomen, waardoor het beroep van eiser geen zin meer heeft. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het inwilligend besluit ongegrond. Eiser heeft geen belang meer bij het oorspronkelijke beroep, omdat verweerder inmiddels heeft beslist.

Wat betreft de proceskosten, oordeelt de rechtbank dat verweerder in de kosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 379,50, rekening houdend met de wegingsfactor. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en is openbaar gemaakt op 29 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.12500
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Stoetzer-van Esch) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.
Op 3 juni 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Het beroep van eiser wordt geacht mede gericht te zijn tegen het inwilligend besluit.
Eiser wil nu nog dat de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vaststelt en dat zij over gaat tot veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft niet op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eiser wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep. Dit is om de volgende reden. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag/bezwaar. Omdat verweerder
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiser geen zin meer. Eiser heeft daarom geen belang meer bij zijn oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
4. Eiser wil dat de rechtbank de hoogte van de verbeurde dwangsom (de bestuurlijke dwangsom) vaststelt.
5. In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), zoals die geldt sinds 11 juli 2021, is bepaald dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Awb (die deel uitmaken van afdeling 4.1.3) niet van toepassing zijn op een besluit op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 30 november 20222 is geoordeeld dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel, waaronder begrepen het bepaalde in artikel 47 van het Handvest. Dit betekent dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom is verschuldigd. Het beroep dat is gericht tegen het alsnog genomen besluit is daarom ongegrond.
Proceskostenveroordeling
6. Over de vergoeding van de proceskosten die eiser vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken, nu het bestreden besluit van 3 juni 2022 te laat is genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eiser. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
7. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eiser. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiser te betalen.
8. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op
€ 379,50. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van W. van Brakel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.