ECLI:NL:RBDHA:2022:15968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
NL22.10886
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw met vrees voor besnijdenis van haar dochters

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse vrouw, geboren op 24 maart 1993, die vreesde voor besnijdenis van haar dochters bij terugkeer naar Nigeria. De vrouw had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrees voor besnijdenis onvoldoende aannemelijk was gemaakt. De vrouw had verklaard dat zij zelf niet wilde dat haar dochters besneden werden en dat zij een goede verstandhouding had met haar (pleeg)ouders, die ook invloed hebben op de beslissing over besnijdenis. De rechtbank heeft de relevante landeninformatie in overweging genomen, waaruit bleek dat de beslissing om een meisje te besnijden vaak door de ouders of grootouders wordt genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de vrouw bij terugkeer niet te vrezen had voor besnijdenis van haar dochters. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, en verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.518,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.10886

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] ,geboren [geboortedag] 1993 en van Nigeriaanse nationaliteit, eiseres
V-nummer: [nummer]
mede namens haar minderjarige kinderen;
[naam] ,geboren [geboortedag] 2018
V-nummer [nummer] en
[naam] ,geboren [geboortedag] 2020
V-nummer [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. van Zijl).

ProcesverloopBij besluit van 23 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres en haar minderjarige kinderen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Er wordt aan eiseres en haar minderjarige kinderen geen reguliere vergunning voor bepaalde tijd verleend als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 3.6a, eerste lid, of 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Tevens wordt hen geen uitstel van vertrek verleend. Eiseres en haar minderjarige kinderen moeten Nederland binnen vier weken verlaten.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Nakamya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het asielrelaas
1. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij op 24 maart 1993 geboren is te Nigeria. Zij is geadopteerd en heeft een slechte band met haar stiefouders. Nadat eiseres door twee mannen is verkracht hebben haar stiefouders haar in 2008 uit schaamte uitgehuwelijkt aan de zeventigjarige machtige [naam] . Eiseres heeft vijf jaar lang opgesloten gezeten in het huis van [naam] in [woonplaats] , onder toezicht van zijn lijfwachten. Met behulp van [naam] , één van de lijfwachten, is eiseres ontsnapt en is zij naar [woonplaats] gevlucht waar zij drie jaar heeft gewoond. Hier hoorde eiseres van [naam] dat [naam] haar verblijfplaats had achterhaald. Van haar stiefmoeder heeft zij gehoord dat [naam] haar stiefbroer en stiefzus in 2016 had vermoord. Eiseres heeft op 11 augustus 2016 Nigeria illegaal verlaten met behulp van [naam] ( [naam] ) en is via Niger, Libië, Italië en Duitsland naar Nederland gereisd. Zij is [naam] geld verschuldigd voor de reis naar Europa en voor het vrijkopen toen eiseres in de gevangenis in Libië was beland. Voor het vertrek van eiseres uit Nigeria heeft een voodoo-ritueel plaatsgevonden waarbij zij een eed heeft afgelegd dat zij het geld terug zou betalen. [naam] heeft gedreigd ‘juju’ te gebruiken om eiseres terug naar Nigeria te roepen als zij de schuld niet terugbetaalt. Eiseres vreest dat [naam] en [naam] haar en haar kinderen zullen vermoorden bij terugkeer naar Nigeria. Ook vreest zij dat haar kinderen in Nigeria zullen worden ontvoerd en besneden.
Het besluit van 19 januari 2021
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit;
- adoptie en slechte relatie met stiefouders;
- gedwongen uithuwelijking aan [naam] ;
- problemen met [naam] ;
- het hebben van een openstaande schuld bij [naam] ;
- het hebben van twee onbesneden dochters.
3. Verweerder heeft zich hierover in op het standpunt gesteld dat de identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit van eiseres, het hebben van een openstaande schuld bij [naam] en het hebben van twee onbesneden dochters geloofwaardig is. De overige relevante elementen acht verweerder ongeloofwaardig. Hij heeft daarom de asielaanvraag in het besluit van 19 januari 2021 afgewezen als ongegrond.
4. Eiseres heeft tegen het besluit van 19 januari 2021 beroep aangetekend. Deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft in de uitspraak van 3 september 2021 (NL21.2266) het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft hierbij geoordeeld dat verweerder de relevante elementen adoptie en de slechte relatie met haar stiefouders, de gedwongen uithuwelijking aan [naam] en de problemen met [naam] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres bij terugkeer naar Nigeria niet te vrezen heeft voor [naam] . Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom hij van mening is dat eiseres bij terugkeer niet te vrezen heeft voor besnijdenis van haar twee dochters. Tot slot oordeelt de rechtbank dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres zich als alleenstaande vrouw staande zal kunnen houden in Nigeria. Verweerder is door de rechtbank opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Partijen hebben geen hoger beroep aangetekend tegen deze uitspraak.
Het bestreden besluit
5. Naar aanleiding van de uitspraak van 3 september 2021 is eiseres op 4 januari 2022 aanvullend gehoord. Ook heeft verweerder twee foto’s van Facebook laten onderzoeken om te beoordelen of sprake is van dezelfde persoon (namelijk eiseres).
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit de aanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder stelt daarbij dat eiseres vaag, inconsistent en tegenstrijdig heeft verklaard over de problemen met [naam] en haar eventuele handlangers. Eiseres wordt verder tegengeworpen dat niet beoordeeld kan worden of zij als alleenstaande (moeder) moet worden aangemerkt of niet. Het is onduidelijk of zij gehuwd is met [naam] of nog contact met hem heeft. Het is daarnaast aannemelijk te achten (uit antwoorden die eiseres bij de politie heeft gegeven en uit haar meldingen op Facebook) dat haar (pleeg)ouders nog in leven zijn, dat zij een goede relatie met eiseres hebben en dat zij haar kunnen opvangen. Eiseres heeft volgens verweerder tot slot zo tegenstrijdig verklaard over haar vrees voor de besnijdenis van haar dochters, dat deze vrees niet aannemelijk wordt geacht.
Het oordeel van de rechtbank
Herhaald en ingelast
7. Voor zover eiseres in de beroepsgronden in algemene zin stelt dat wat in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat deze algemene verwijzing onvoldoende concreet is om aangemerkt te kunnen worden als een beroepsgrond waar de rechtbank op in dient te gaan. Verweerder is in het bestreden besluit ingegaan op wat eiseres in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht.
Vrees voor [naam] en haar handlangers
8. Eiseres stelt dat verweerder de verklaringen over haar problemen met [naam] en haar handlangers ten onrechte vaag, inconsistent en tegenstrijdig acht. Eiseres heeft in de zienswijze uitgebreid toegelicht waarom [naam] weet dat eiseres twee dochters heeft. Ook stroken haar verklaringen tijdens het gehoor van 4 januari 2022 met de eerder afgelegde verklaringen op 8 september 2020 [1] en 3 november 2020 [2] . Doordat eiseres steeds is verplaatst en zij zo vaak is gehoord, kan het haar niet aangerekend worden dat zij de tijdlijn niet helder voor ogen had. Eiseres stelt dat verweerder niet kenbaar haar standpunten over de openstaande schuld bij [naam] zoals weergegeven in de zienswijze heeft betrokken bij zijn besluit. Ook is haar standpunt over het niet doen van aangifte in Duitsland niet betrokken bij het genomen besluit. Tot slot wijst eiseres naar informatie uit het EASO rapport waarin als belangrijkste represaille tegen slachtoffers genoemd wordt het retrafficking van deze slachtoffers.
9. Verweerder geeft in het verweerschrift aan dat aan eiseres niet langer wordt tegengeworpen dat de schuld aan [naam] zou zijn afbetaald. Wel blijft verweerder erbij dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over haar problemen met [naam] .
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal keer dat zij is bedreigd door [naam] . Zo verklaart eiseres tijdens het nader gehoor [3] dat zij alleen in november 2019 is bedreigd door [naam] . Tijdens het aanvullend gehoor [4] verklaart eiseres dat zij in Nederland één keer is bedreigd door [naam] in 2019. Zij verklaart dan ook dat [naam] niet weet dat zij een tweede kindje heeft gekregen. [5] Tijdens het aanvullend gehoor van 4 januari 2022 verklaart eiseres echter dat [naam] vanaf augustus 2020 weet dat zij twee dochters heeft. [6] Zij stelt dat zij in augustus 2020 telefonisch is bedreigd door [naam] . Ook verklaart eiseres dat zij in december 2020 door [naam] zou zijn gebeld en dat de laatste keer dat zij contact heeft gehad met [naam] in augustus 2021 was. [7] De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet dat zij door het COa van hot naar her werd gestuurd en dat zij daardoor de tijdlijn kwijt is. Dat verklaart namelijk niet dat zij in september 2020 stelt dat zij alleen eind 2019 is bedreigd door [naam] wat zij in november 2020 herhaalt terwijl zij op 4 januari 2022 verklaart kort daarvoor -in augustus 2020- door [naam] te zijn gebeld. Niet valt in te zien dat zij deze bedreiging in augustus 2020 niet meldt tijdens de gehoren van 8 september 2020 en 8 november 2020.
11. Verweerder heeft daarnaast kunnen stellen dat eiseres wisselend heeft verklaard over aan wie zij haar telefoonnummer heeft gegeven. Eiseres stelt in de zienswijze dat zij in december 2019 haar Duitse simkaart heeft vernietigd (nadat zij werd bedreigd door [naam] ). [8] Ze heeft haar nieuwe Nederlandse nummer niet aan [naam] (vriendin uit Duitsland) of [naam] gegeven. Daarna heeft [naam] haar gebeld rond haar aankomst in AZC Maastricht op 12 juni 2020, zij heeft kort daarna ook deze simkaart weggegooid. De derde simkaart heeft ze hierna aangeschaft. Het hierbij behorende telefoonnummer heeft ze aan veel minder mensen gegeven. In november/december 2021 is haar telefoon stuk gegaan, maar ze heeft nog wel dezelfde simkaart. In beroep geeft eiseres aan dat [naam] eiseres niet meer kon bereiken nadat zij haar Duitse simkaart had vernietigd. Dit komt echter niet overeen met haar verklaring [9] dat eiseres via een vriendin haar nummer aan [naam] heeft gegeven. Hij heeft haar daarna gebeld met een Nederlands nummer. Haar verklaringen over aan wie ze haar nummer heeft gegeven komen dus niet overeen. Ook heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat eiseres geen enkel bewijs heeft ter onderbouwing van haar verklaringen over de aanschaf van verschillende simkaarten (en telefoons).
12. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen dat zij in Duitsland geen aangifte van bedreiging heeft gedaan door [naam] en haar handlangers. Met name nu zij werd bedreigd door medewerkers van de opvang kan van haar verwacht worden dat zij hiervan aangifte zou doen. Ook heeft zij sinds haar vertrek uit Duitsland geen contact gehad met de handlangers van [naam] . Verweerder is in het bestreden besluit daarmee ingegaan op wat door eiseres in de zienswijze naar voren is gebracht.
13. Verweerder heeft -naar het oordeel van de rechtbank- in het bestreden besluit terecht gesteld dat de verwijzing in de zienswijze (van 4 mei 2022) naar het EASO rapport, waarbij eiseres aangeeft dat duidelijk is geworden dat haar broer en zus zijn vermoord en dat hierdoor de vrees aannemelijk is gemaakt dat haar dochters bij wijze van represaille zullen worden ontvoerd, niet opgaat. Eiseres heeft namelijk gesteld dat haar broer en zus zouden zijn vermoord door [naam] en niet vanwege de schuld aan [naam] . Daarnaast is van belang dat de problemen met [naam] en de moord op haar broer en zus niet geloofwaardig zijn geacht en de rechtbank eerder heeft geoordeeld dat dit niet ten onrechte is
. [10]
14. Verweerder heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank de vrees bij terugkeer voor [naam] en haar handlangers niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiseres veel tegenstrijdige en wisselende verklaringen heeft afgelegd over haar contacten met [naam] . Ook heeft eiseres geen bewijsstukken overgelegd met betrekking tot deze contacten. Daarbij is tevens van belang dat zij stelt geen contact meer te hebben gehad met de beveiligers (handlangers van [naam] ) sinds zij in Nederland is. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat zijn beoordeling dient plaats te vinden in samenhang met de (eerder) ongeloofwaardig bevonden elementen en met de omstandigheid dat eiseres tijdens het Dublin aanmeldgehoor een totaal ander asielmotief heeft benoemd.
Dient eiseres als alleenstaande te worden aangemerkt?
15. Verweerder stelt zich volgens eiseres ten onrechte op het standpunt dat niet beoordeeld kan worden dat eiseres een alleenstaande vrouw is. In het voornemen geeft verweerder te kennen te twijfelen aan de verklaringen van eiseres over [naam] . In de zienswijze heeft eiseres deze stellingen gemotiveerd weerlegd. In het bestreden besluit gaat verweerder hierop niet in en geeft verweerder aan dat eiseres niet heeft gemeld dat zij gehuwd is geweest met [naam] . Daarmee wijzigt verweerder zijn standpunt in het bestreden besluit. Eiseres stelt dat zij [naam] in 2013 heeft verlaten, in haar beleving en volgens haar cultuur is er dan geen sprake meer van een huwelijk; dat dit in Nederland anders wordt beoordeeld hoefde eiseres niet te weten.
16. Ter zitting heeft verweerder zich -conform het verweerschrift van 24 oktober 2022- op het standpunt gesteld dat eiseres niet als alleenstaande kan worden aangemerkt. Daarbij heeft verweerder betrokken dat haar adoptie en haar problemen met haar pleegouders niet geloofwaardig zijn bevonden en dat dit oordeel reeds in rechte vast staat. Eiseres heeft in 2019 op Facebook een melding geplaatst waarbij zij aangeeft dat zij blij is met haar ouders en dat zij voor haar voor een echtgenoot hebben gezorgd. De rechtbank heeft hier eerder over geoordeeld (in de uitspraak van 3 september 2021) dat verweerder zich niet ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld dat daarmee de adoptie en de daaruit voortvloeiende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn bevonden. Tevens is reeds in de uitspraak van de rechtbank van 3 september 2021 geoordeeld dat eiseres wisselende verklaringen heeft afgelegd over de samenstelling van haar (pleeg)gezin. Verweerder stelt zich -onder verwijzing naar twee meldingen op Facebook van 23 en 24 maart 2019 waarin zij aangeeft zo blij te zijn met haar geliefde ouders en aangeeft hoeveel ze van haar moeder houdt- op het standpunt dat eiseres op goede voet staat met haar ouders en dat zij naar hen kan terugkeren.
17. De rechtbank stelt vast dat verweerder zijn -in het bestreden besluit- ingenomen standpunt over de vraag of eiseres als alleenstaande kan worden aangemerkt in zijn verweerschrift heeft gewijzigd. In het bestreden besluit heeft verweerder nog gesteld dat niet kan worden vastgesteld of eiseres een alleenstaande is terwijl hij in beroep dit standpunt heeft verlaten maar zich op het standpunt stelt dat eiseres geen alleenstaande is. Hierdoor is in het bestreden besluit sprake van een motiveringsgebrek als bedoeld in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
18. De rechtbank ziet wel aanleiding om de rechtgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
19. Verweerder heeft zijn gewijzigde standpunt kenbaar gemaakt in zijn verweerschrift van 24 oktober 2022. Eiseres is daarmee voldoende in de gelegenheid gesteld om op dit gewijzigde standpunt te reageren en heeft hiervan -tijdens de zitting- gebruik gemaakt.
20. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte aannemelijk gevonden -mede gelet op haar meldingen op Facebook en het reeds eerder gegeven oordeel van deze rechtbank van 3 september 2021 over de geloofwaardigheid van de adoptie van eiseres en de daaruit voorvloeiende problemen- dat eiseres op goede voet staat met haar (pleeg)ouders en dat zij ook zou kunnen terugkeren naar haar (pleeg)ouders. Hiermee heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiseres niet als alleenstaande kan worden aangemerkt. Zij heeft immers haar (pleeg)ouders op wie zij terug kan vallen.
Vrees voor besnijdenis van haar dochters
21. Eiseres voert voorts aan dat zij de vrees voor de besnijdenis van haar twee dochters bij terugkeer naar Nigeria wel aannemelijk heeft gemaakt. Zij stelt hiertoe dat verweerder ten onrechte een vestigingsalternatief heeft aangenomen, terwijl uit WBV 2021/10 blijkt er geen binnenlands vestigingsalternatief bestaat bij vrees voor genitale verminking. Daarnaast blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht Nigeria 2021 (AAB) dat de kans op onttrekking aan besnijdenis afhankelijk is van de mate waarin de vrouw financieel onafhankelijk is. Door verweerder is niet betrokken dat de weigering om besnijdenis te ondergaan kan leiden tot sociale uitsluiting. Tevens blijkt uit het AAB dat in gemeenschappen waar de traditie sterk aanwezig is het voor meisjes onmogelijk is om een echtgenoot te vinden. Voorts blijkt uit het AAB dat alleenstaande moeders in Nigeria een ongewenst fenomeen zijn, wat de bereidheid om hen te helpen beïnvloedt. Verweerder heeft zodoende de landeninformatie onvoldoende betrokken. Ook is aan eiseres tijdens het gehoor onjuiste informatie voorgehouden. Verweerder heeft eiseres daarnaast ten onrechte tegengeworpen dat zij geen kennis heeft van organisaties in Nigeria die eiseres zouden kunnen helpen bij het bestrijden van besnijdenis. Dat eiseres dat niet weet kan niet voor rekening van de minderjarige dochters komen. Uit het AAB blijkt voorts dat de wetgeving die besnijdenis strafbaar maakt, niet maakt dat de aangifte bereidheid hoog is. Bij personen die aangifte deden bleef strafvervolging uit. Daarnaast is er bij de organisaties die vrouwen helpen een gebrek aan opvangplekken, de plekken die er zijn, zijn vies en er is geen gas, water en licht. Het besluit is tot slot ook innerlijk tegenstrijdig nu verweerder enerzijds stelt dat een alleenstaande moeder kan bepalen of haar kinderen worden besneden en zij anderzijds stelt dat de alleenstaande status niet beoordeeld kan worden vanwege wisselende verklaringen.
22. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 augustus 2022 [11] blijkt dat in algemene landeninformatie van landen waar vrouwelijke genitale verminking een cultureel verschijnsel is, veelal wordt geschreven over een percentage van de vrouwelijke bevolking dat besneden is. Soms wordt dit percentage verder uitgewerkt per bevolkingsgroep of toegespitst op vrouwen uit een specifieke regio. Hoewel niet zonder betekenis is zo'n percentage op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat een vreemdeling bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op besnijdenis. Er zijn namelijk daarnaast nog veel verschillende andere factoren die het risico op besnijdenis in een individueel geval kunnen vergroten of juist verkleinen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de voorkeur van de ouders, de vraag of andere vrouwelijke familieleden zijn besneden en de leeftijd van de desbetreffende vrouw. Aan de hand van de eigen verklaringen van een vreemdeling en de relevante landeninformatie moet de staatssecretaris al deze verschillende factoren kenbaar en in onderlinge samenhang betrekken bij de besluitvorming. Op die manier kan de verweerder zich op een deugdelijk gemotiveerd standpunt stellen wat betreft de vraag of een reëel risico op besnijdenis aannemelijk is gemaakt.
23. Uit het EASO rapport Country Guidance Nigeria van februari 2019 blijkt dat het percentage besnijdenissen in 2016/2017 onder Yoruba 52% -90% zou zijn en onder Edo 69-77 %. Uit het Algemeen Ambtsbericht 2021 blijkt dat 35% van de Yoruba besneden zijn. Dat is een hoog percentage. Uit de landeninformatie volgt echter ook dat met name ouders, en anders grootouders, bepalen of een vrouw besneden wordt. In dat verband heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres zelf niet wil dat haar dochters besneden worden. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres’ stelling dat haar (pleeg)ouders ervoor kunnen zorgen dat haar dochters buiten haar wil om besneden zullen worden niet geloofwaardig wordt geacht. De rechtbank heeft al geoordeeld dat verweerder de adoptie en problemen met de pleegouders niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Uit de Facebookberichten blijkt dat eiseres een goede verstandhouding heeft met haar (pleeg)ouders. Gelet daarop heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet zonder meer aannemelijk is dat haar pleegouders eiseres’ dochter buiten haar wil om zullen laten besnijden. Ook is door verweerder terecht overwogen dat de vader van haar dochters niet in beeld is. Zij heeft ook slechts in algemene zin verklaard te vrezen voor besnijdenis van haar dochters van 'alle mensen uit de gemeenschap’. Verweerder heeft daarbij kunnen overwegen dat de hulp van NGO’s in Nigeria om besnijdenis te voorkomen over het algemeen niet toereikend zal zijn, maar dat dit minder van belang is omdat eiseres zich bij haar (pleeg)ouders kan vestigen. Daarmee heeft eiseres haar vrees voor gedwongen besnijdenis van haar dochters naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Daarbij heeft verweerder terecht de ongeloofwaardig bevonden elementen over haar adoptie en de problemen die zij naar aanleiding daarvan zou hebben gehad betrokken, alsmede de omstandigheid dat eiseres in haar Dublin aanmeldgehoor een ander asielmotief heeft aangedragen.
24. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat -anders dan eiseres stelt- verweerder de verklaring van eiseres (dat zij lesbisch zou zijn) in het Dublingehoor niet ongeoorloofd zwaar heeft laten wegen bij zijn beoordeling de gestelde vrees voor [naam] en besnijdenis van haar dochter. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiseres niet in één klein zinnetje verklaart dat zij lesbisch is tijdens het Dublingehoor, maar dat zij dit herhaaldelijk stelt, waarbij zij tevens aangeeft dat haar lesbische partner is vermoord. [12]
Conclusie
25. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
26. Het beroep is -zoals geoordeeld in rechtsoverweging 17- gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
27. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeeld verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T.C. Wijsman, rechter, in aanwezigheid van mr.B.E.C. Bertens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 23 november 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Pagina 20 van het verslag.
2.Pagina 11 van het verslag.
3.pagina 19 van het verslag van het nader gehoor van 8 september 2020.
4.pagina 12 van het verslag van het aanvullend gehoor van 8 november 2020.
5.pagina 11 van het verslag van het aanvullend gehoor van 8 november 2020.
6.pagina 10 van het verslag van het nader gehoor van 4 november 2022.
7.pagina 15 van het verslag van het nader gehoor van 4 januari 2022.
8.pagina 2 van de zienswijze van 4 mei 2022.
9.Pagina 7 van het verslag van het aanmeldgehoor van 16 juli 2020.
10.RBDHA, zittingsplaats Rotterdam, 3 september 2021, NL21.2266.
11.ABRvS 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2430.
12.pagina 5 en pagina 9 van het verslag van het aanmeldgehoor Dublin van 31 oktober 2019.