ECLI:NL:RBDHA:2022:15961

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL22.18812
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiseres, die Colombiaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 1 september 2022 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 22 september 2022 is opgeheven, waardoor de beoordeling zich heeft beperkt tot de vraag of eiseres recht heeft op schadevergoeding voor de periode waarin de maatregel onrechtmatig was.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van de opheffing en dat er geen aanleiding is om te concluderen dat de voortduring van de vrijheidsbeneming onrechtmatig was. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er een lichter middel had moeten worden opgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder adequaat heeft gehandeld en dat de belangen van eiseres niet zwaarder wegen dan de openbare orde. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier N.J.R. Kalaykhan, en is openbaar gemaakt op 10 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.18812
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 1 september 2022 aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 22 september 2022 de maatregel van bewaring opgeheven. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiseres stelt dat ze de Colombiaanse nationaliteit heeft en dat ze is geboren op [geboortedatum] 1985.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiseres voert aan dat dat de voortduring van de vrijheidsbeneming, na de constatering dat de direct voorafgaande maatregel van bewaring onrechtmatig was, een ernstige schending oplevert van het recht van eiseres om in vrijheid te worden gesteld. Volgens eiseres werkt het gebrek aan de eerste maatregel door in de huidige maatregel.
4. De rechtbank stelt voorop dat de maatregel van inbewaringstelling van 1 september 2022 ter beoordeling voorligt en dat zij deze maatregel al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 14 september 2022 (in de zaak NL22.17293) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Er heeft slechts een vertrekgesprek plaatsgevonden op 31 augustus 2022. Gelet op de degelijke belangen van eiseres die al onvoldoende worden geëerbiedigd door verweerder, alsmede de ontwikkelingen in de asielaanvraag, zijn er onvoldoende inspanningen verricht door verweerder.
6. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 23 september 2022 uiteengezet dat eiseres op 15 september 2022 is gehoord over haar asielaanvraag. Op 17 september 2022 is er een voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag uitgebracht. Vervolgens heeft verweerder na ontvangst van de zienswijze van eiseres besloten dat de aanvraag verder zal worden behandeld in de verlengde asielprocedure. De rechtbank ziet gelet op bovenstaande geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Eiseres voert vervolgens aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Gelet op de ontwikkelingen in de asielaanvraag van eiseres is er thans voldoende aanleiding om aan te nemen dat bewaring in het geval van eiseres niet noodzakelijk was. Eiseres is wel meewerkend in haar asielprocedure en heeft al aangetoond dat zij klaarstaat voor de gesprekken en voorbereiding van haar asielaanvraag. Gezien de betrokkenheid van eiseres hierin is er niet deugdelijk overwogen of er met het opleggen van een lichtere middel, zoals een meldplicht, kon worden volstaan. Zodoende zijn er voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat eiseres zich niet aan het toezicht zou onttrekken.
8. Voor de beroepsgrond over het opleggen van een lichter middel verwijst de rechtbank naar haar eerdere uitspraak van 14 september 2022 (in de zaak NL22.17293), overweging 6 en 7. In wat eiseres nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Eiseres voert vervolgens aan dat een belangenafweging in haar voordeel moet uitvallen. De belangen van eiseres zijn onvoldoende gewaarborgd en betrokken bij de besluitvorming. De belangen van eiseres zijn reeds van begin af aan geschonden. Ten onrechte wordt geconcludeerd dat het openbare orde belang in dit geval prevaleert boven het belang van eiseres om haar asielaanvraag en/of vertrek in vrijheid af te wachten. Het bestreden besluit is gebaseerd op onjuiste veronderstellingen en conclusies van verweerder. De bewaring is zodoende niet evenredig en doeltreffend.
10. Over wat eiseres in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 oktober 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.