ECLI:NL:RBDHA:2022:15958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
NL21.12191
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van identiteit biologische ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, geboren in 2011, heeft haar aanvraag ingediend via haar referent, die op 7 februari 2020 een mvv-aanvraag voor haar heeft ingediend. De aanvraag is afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiseres haar identiteit en de feitelijke gezinsband met haar referent niet met officiële documenten heeft aangetoond. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 19 november 2021 heeft eiseres aanvullende stukken ingediend, waaronder een niet eerder bekend document. De rechtbank heeft overwogen dat de stukken die eiseres heeft ingediend deels relevant zijn, maar dat de documenten die niet op de zaak betrekking hebben buiten beschouwing worden gelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om de identiteit van haar biologische ouders aan te tonen, en dat verweerder geen bewijsnood heeft hoeven aannemen. Eiseres heeft aangevoerd dat er nieuwe argumenten zijn ingediend in bezwaar, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende zijn om aan te tonen dat verweerder in bewijsnood had moeten aannemen.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht is, omdat eiseres niet heeft aangetoond wie haar biologische ouders zijn en dat deze ouders niet meer voor haar kunnen zorgen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden geraadpleegd via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12191
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 2011, eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor het verlenen van een machtiging voorlopig verblijf in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 29 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 18 november aanvullende stukken gestuurd, waaronder een jugement suppletif dat niet bij verweerder bekend was.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Referent is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De stukken die eiseres op 18 november 2021 naar de rechtbank heeft gestuurd hebben deels betrekking op eiseres. De niet op deze zaak betrekking hebbende stukken laat de rechtbank buiten beschouwing. De wel op deze zaak betrekking hebbende stukken zal de rechtbank niet buiten beschouwing laten. Dit betreft het onderzoek door Bureau Documenten naar het reeds bekende kopie uittreksel uit het register van de burgerlijke stand afgegeven op 9 oktober 2020 (Extrait du registre de létat civil, akte de naissance), en het nog
niet eerder in deze zaak overgelegde jugement suppletif. De rechtbank laat deze twee stukken niet buiten beschouwing, omdat verweerder hier ter zitting adequaat op heeft kunnen reageren.
Inleiding
2. Referent, [referent] , heeft op 7 februari 2020, een aanvraag ingediend voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) voor haar gestelde pleegkind [eiseres] (eiseres) ten behoeve van nareis. De aanvraag voor nareis is (tijdig) ingediend binnen drie maanden na de dag waarop aan referent een verblijfsvergunning is verleend.
Besluiten van verweerder
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres in het primaire besluit afgewezen, omdat zij haar identiteit en de feitelijke gezinsband met referent niet met officiële documenten heeft aangetoond. Ook heeft eiseres de identiteit van haar biologische ouders niet aangetoond en heeft zij niet aangetoond dat haar ouders er niet meer zijn om voor haar te zorgen. Verweerder neemt geen bewijsnood aan.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder eiseres niet langer tegengeworpen dat haar identiteit niet vast staat. Voor het overige handhaaft verweerder zijn primaire besluit. Verweerder heeft verder nog overwogen dat de identiteit van de biologische ouders van eiseres en de familierechtelijke relatie tussen hen niet is aangetoond, zodat daarom niet wordt toegekomen aan de vraag of er sprake is van een pleegsituatie. Verweerder neemt nog steeds geen bewijsnood aan en ziet geen aanleiding om wegens bijzondere omstandigheden af te wijken van de beleidsregels.
Beroepsgronden van eiseres
5. Eiseres voert aan dat zij in bezwaar nieuwe argumenten heeft aangevoerd om te onderbouwen dat zij in bewijsnood is om de identiteit van haar biologische ouders aan te tonen en haar familierechtelijke relatie met hen. Zij wijst op bijlagen 3 tot en met 5 die zij in de bezwaarprocedure heeft overgelegd. Dit zijn de verklaring van [A] , wijkhoofd van [locatie]. Een verklaring van de heer [B] , die sinds het vertrek van referent in 2017 de kinderen en haar pleegkind opvangt en een kopie van het identiteitsbewijs van de heer [B] . Verweerder had deze documenten moeten betrekken bij zijn beoordeling of er bewijsnood is.
Verder voert eiseres aan dat het door haar overgelegde kopie uittreksel uit het geboorteregister afgegeven op 9 oktober 2020 (Extrait du registre de létat civil, akte de naissance) indicatief bewijs is en dat uit werkinstructie (WI) 2021/14 volgt dat verweerder nader had moeten onderzoeken of er op dit punt sprake is van bewijsnood. Bovendien is niet gebleken dat verweerder dat wat uit algemene bronnen bekend is over het verkrijgen van officiële documenten in Guinee heeft betrokken, terwijl dat volgens de WI wel moet gebeuren. Eiseres verwijst naar het ambtsbericht over Guinee van juni 2014 pagina 19, waaruit volgt dat ten tijde van de geboorte van eiseres geboortes niet altijd werden aangegeven in Guinee, zodat eiseres geen geboorteakte kan overleggen.
Ter zitting heeft eiseres hier nog aan toegevoegd dat het in bezwaar overgelegde kopie uittreksel uit het register van de burgerlijke stand, afgegeven op 9 oktober 2020 (Extrait du registre de létat civil, akte de naissance) samen met het onlangs overgelegde jugement suppletif over eiseres, de registratie van de geboorte van eiseres vormt. In de zaken van de kinderen van referente heeft verweerder die jugements suppletif opgevraagd en verweerder had dat ook in de zaak van eiseres moeten doen
Oordeel van de rechtbank
6. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het kopie uittreksel uit het register van de burgerlijke stand afgegeven op 9 oktober 2020 (Extrait du registre de létat civil, akte de naissance) , ook wanneer het echt zou worden bevonden, geen indicatief
bewijs oplevert voor de identiteit van de biologische ouders van eiseres. Verweerder behoefde dit document daarom niet nader te onderzoeken. Het kopie uittreksel vermeldt weliswaar de namen van de gestelde biologische ouders, maar er zijn geen identiteitsdocumenten van de biologische ouders van eiseres overgelegd zodat niet geverifieerd kan worden of de op de akte genoemde ouders daadwerkelijk haar ouders zijn. Verweerder heeft zich over het jugement suppletif op het standpunt mogen stellen dat hij dat niet heeft hoeven opvragen en daar ook geen nader onderzoek naar heeft hoeven doen. Ook uit het jugement suppletif blijkt immers de identiteit van de biologische ouders niet. De rechtbank overweegt verder dat uit het dossier niet blijkt dat eiseres andere officiële of onofficiële documenten heeft overgelegd waaruit de identiteit van de biologische ouders van eiseres volgt.
7. De stelling van eiseres dat verweerder bewijsnood had moeten aannemen voor het aantonen van de identiteit van haar biologische ouders en de familierechtelijke relatie met hen volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres geen argumenten heeft aangevoerd op grond waarvan hij bewijsnood had moeten aannemen. De in bezwaar overgelegde verklaringen van [A] en [B] heeft verweerder niet als een plausibele verklaring voor het ontbreken van deze documenten hoeven aanmerken. Uit deze verklaringen volgt immers niet meer dan dat eiseres en de kinderen van referent sinds het vertrek van referent onderdak hebben gekregen bij de [instelling] en dat referent van 2013 tot 2017 voor haar kinderen en voor eiseres heeft gezorgd.
Referente stelt te weten wie de moeder van eiseres is en op de geboorteakte staan de namen van de gestelde ouders. Gelet hierop mag van eiseres en referente verlangd worden dat zij zich inspannen om de biologische ouders van eiseres te vinden. Van dergelijke inspanningen is niet gebleken. Dat de geboorte van eiseres in Guinee wellicht niet is aangegeven, staat los van het aantonen van de identiteit van de ouders van eiseres.
8. Verweerder heeft gelet op het voorgaande terecht aan eiseres tegengeworpen dat niet is aangetoond wie haar biologische ouders zijn en dat niet aannemelijk is gemaakt dat geen van beide biologische ouders meer voor haar kunnen zorgen.
Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat de identiteit van de biologische ouders van eiseres en de familierechtelijke relatie tussen hen niet is aangetoond, zodat niet wordt toegekomen aan de vraag of er sprake is van een pleegsituatie. Van een onvoldoende zorgvuldig gemotiveerd besluit is de rechtbank daarom niet gebleken.
9. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden. De rechtbank is, gelet op de inhoud van het bezwaarschrift bezien in samenhang met wat zij in eerste instantie heeft aangevoerd en hetgeen in de primaire beslissing daaromtrent is overwogen, van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat daarom van het horen van eiseres kon worden afgezien. De beroepsgrond slaagt evenmin.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
10 januari 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.