ECLI:NL:RBDHA:2022:15928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
09/125792-21 (tul) / 05/119805-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van voorwaardelijke PIJ-maatregel naar onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in jeugdstrafzaken

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot omzetting van een voorwaardelijke PIJ-maatregel in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De veroordeelde, een jeugdige, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaar, maar voldeed niet aan de opgelegde voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan de PIJ-maatregel waren verbonden, waaronder het meewerken aan behandeling en het zich houden aan de regels van de instelling waar hij verbleef. Ondanks eerdere waarschuwingen en de mogelijkheid om zich te verbeteren, heeft de veroordeelde geen significante vooruitgang geboekt. De rechtbank concludeert dat de situatie onhoudbaar is geworden en dat de veroordeelde niet in staat is om zich aan de voorwaarden te houden. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie toegewezen en de voorwaardelijke PIJ-maatregel omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, met de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Deze beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/125792-21 (tul) / 05/119805-21
Datum uitspraak: 20 december 2022
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling

1.1. De veroordeelde; de opgelegde maatregel

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Den Haag rechtdoende in jeugdstrafzaken van 23 mei 2022 is
[verdachte](hierna: de veroordeelde),
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
en wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in JJI Teylingereind te Sassenheim,
veroordeeld tot - onder meer - een voorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van het Forensisch FACT Stevig, Fact Novadic Kentron, Intersectoraal Fact Amarant, GGZE, MET GGZ, GGZ Oost Brabant, Iriszorg, Oosterpoort, de Rooyse Wissel, 1-psy, Youz of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
  • gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven op het adres Geelgors 4, 5831 WB Boxmeer dan wel aansluitend in de beschermd/begeleide woonvorm van Jan Arends, Neos, RIBW GGZ Brabant, GGZ Oost Brabant, Dichterbij, Savyzorg, Iriszorg, de Rooyse Wissel, Vincent van Gogh, Inclusio, Exodus, Care plus, Oosterpoort, Verdihuis, Labyrint zorg of vergelijkbare instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering waarbij de veroordeelde zich voor een periode van maximaal 6 maanden onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze direct of indirect contact heeft of zoekt met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboortedatum [geboortedatum 2] ) en [medeverdachte 2] (geboortedatum [geboortedatum 3] );
  • gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zich niet zal bevinden in de gemeente Boskoop waarbij de veroordeelde zich voor een periode van maximaal 6 maanden onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
  • gedurende de proeftijd, of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt, onderwijs/stage volgt dan wel een dagbesteding heeft;
  • gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om zijn middelengebruik te beheersen.
De officier van justitie heeft ex artikel 6:6:20 van het Wetboek van Strafvordering de voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling gevorderd. De veroordeelde is op 21 november 2022 op bevel van de officier van justitie aangehouden.
Op 22 november 2022 is door de kinderrechter, tevens rechter-commissaris, de voorlopige tenuitvoerlegging van de door de rechter opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie bevolen.

2.De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 22 november 2022 strekt ertoe dat de rechtbank de tenuitvoerlegging zal gelasten van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel.

3.De behandeling ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 20 december 2022.
De veroordeelde, bijgestaan door de raadsvrouw mr. F. van den Berg, is verschenen en op de vordering gehoord.
Als deskundige heeft mevrouw [deskundige 1] , namens de jeugdreclassering, (via een videoverbinding) ter zitting het volgende toegelicht. Na het traject bij De Rooyse Wissel was het traject bij De Catamaran de laatste kans voor de veroordeelde binnen de voorwaardelijke PIJ-maatregel. Vanaf de start is dit traject echter moeizaam verlopen. De veroordeelde geeft aan geen hulpvraag te hebben en hij heeft een dreigende en dwingende houding naar de begeleiders en groepsgenoten. Hierdoor is sprake van onveiligheid op de afdeling. De veroordeelde is onvoldoende gemotiveerd en hij heeft aangegeven zijn tijd wel uit te zitten in De Catamaran. Door de begeleiders is gezocht naar aanknopingspunten om meer aansluiting te vinden bij de veroordeelde, maar dit heeft geen effect gehad. Ook de officiële waarschuwing van 4 november 2022 heeft niet tot verbetering van het behandelcontact geleid. De Catamaran en de William Schrikker Groep zien geen mogelijkheden meer om de voorwaardelijke PIJ-maatregel in De Catamaran te continueren. De begeleiders bij De Catamaran constateren dat de behandeling van de veroordeelde in een impasse is geraakt; onder de huidige omstandigheden kan de veroordeelde geen behandeling worden geboden en kan er ook geen veilig klimaat op de afdeling worden geboden. De deskundige heeft tot slot aangeven dat zij weet dat de urinecontroles een strijdpunt zijn geweest, maar dat zij vanuit De Catamaran slechts terugkoppeling heeft gekregen over het één keer niet nakomen van de urinecontrole.
De officier van justitie, mr. S. van Dongen, heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging. Zij onderkent dat, hoewel de urinecontroles steeds onderwerp van gesprek zijn geweest, dit onvoldoende grond biedt om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. Het zwaartepunt ligt bij het feit dat de veroordeelde niet meewerkt aan de behandeling. Ter onderbouwing heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat op
28 juli 2022 door de rechtbank is beslist dat de veroordeelde nog een laatste kans moest worden geboden en dat de noodzakelijke behandeling plaats zou vinden bij een instelling zoals De Catamaran. De rechtbank heeft toen verder overwogen dat de veroordeelde zich aan de regels moest gaan houden, ook als die niet naar zijn zin zijn. Op 20 oktober 2022 is de veroordeelde bij De Catamaran geplaatst en vanaf dat moment is de strijd direct begonnen en is het de veroordeelde niet gelukt om zich aan de regels te houden of in goed contact te treden met de behandelaren. Op 4 november 2022 heeft de veroordeelde een officiële waarschuwing gekregen, maar ook deze waarschuwing heeft niet tot verbetering geleid van de houding van de veroordeelde. Er bleek geen sprake van enige basis voor samenwerking tussen De Catamaran en de veroordeelde. Voor een succesvol verloop van een voorwaardelijke PIJ-maatregel moet de veroordeelde bereid zijn om samen te werken met de behandelaren. Bij De Catamaran was sprake van een onhoudbare situatie. Ook ter zitting wordt duidelijk dat de veroordeelde het moeilijk vindt om te kijken naar zijn eigen aandeel in de ontstane situatie. Dit is niet alleen onwil of boos opzet, maar een groot deel komt juist ook voort uit zijn problematiek. De situatie in de JJI Teylingereind biedt meer duidelijkheid voor de veroordeelde en bovendien krijgen de veroordeelde en behandelaren daar langer de tijd om ervoor te zorgen dat de behandeling beklijft.
De veroordeelde – ondersteund door de heer [tolk] , tolk in de taal Tigrinja – en zijn raadsvrouw hebben ter zitting naar voren gebracht dat de vordering moet worden afgewezen. Ten aanzien van het niet meewerken aan de urinecontroles stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat, voor zover hiervan al sprake zou zijn, had kunnen worden volstaan met een waarschuwing. Ook het te laat inleveren van de urine levert geen omstandigheid op die maakt dat de PIJ-maatregel onvoorwaardelijk ten uitvoer moet worden gelegd. De veroordeelde betwist voorts uitdrukkelijk dat hij niet meewerkt aan de behandeling. De door psycholoog [psycholoog] benoemde feiten zijn al besproken tijdens de raadkamerzitting van 28 juli 2022. Door [psycholoog] wordt in feite slechts over één nieuw feit gerapporteerd, namelijk de situatie van 17 november jl. Dit is echter een eenzijdig verhaal vanuit De Catamaran, evenals de officiële waarschuwing van de William Schrikker Groep van 4 november jl.. Bovendien kan dit niet gelden als officiële waarschuwing, aangezien de officier van justitie hiervan onverwijld in kennis is gesteld en direct onderhavige vordering heeft ingediend. De veroordeelde heeft hierdoor geen kans meer gekregen. Bovendien ontkent de veroordeelde dat hij ruzie heeft gezocht met een groepsgenoot. Hij werd uitgedaagd en heeft zich slechts verweerd. Indien de rechtbank van mening is dat de veroordeelde de voorwaarden wél heeft geschonden, stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat had moeten worden volstaan met een waarschuwing. Ten slotte stelt de verdediging zich op het standpunt dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. Hij is nog pedagogisch beïnvloedbaar en hij heeft behandeling nodig. Bovendien is hij nog niet zo lang in Nederland en moet hij nog steeds wennen aan de Nederlandse taal, de gebruiken en cultuur. De veroordeelde vraagt de rechtbank om hem nog één kans te geven. Hij is gemotiveerd voor behandeling, hij wil overal aan meewerken en hij wil gaan leren zodat hij terug kan keren in de maatschappij.

4.De beoordeling van de vordering

Uit de rapportage van de jeugdreclassering van 18 november 2022, opgesteld en ondertekend door de deskundige [deskundige 1] , en uit hetgeen op de zitting is besproken, leidt de rechtbank af dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bij vonnis van 23 mei 2022 opgelegde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank komt op basis van het volgende tot die conclusie.
De veroordeelde heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel gekregen omdat hij ernstige misdrijven had gepleegd en omdat bij hem ten tijde van het begaan van de misdrijven een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank was van oordeel dat de veiligheid van anderen het opleggen van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel rechtvaardigde, zodat de behandeling en begeleiding in een gedwongen kader zou plaatsvinden. De rechtbank vond deze maatregel bovendien in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
Kort na de start van de behandeling in De Schakel in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel heeft de Jeugdreclassering de maatregel negatief teruggemeld en heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging daarvan gevorderd. De rechtbank heeft de veroordeelde op 28 juli 2022 gesproken en hem nog een kans geboden, maar de veroordeelde heeft deze kans niet gegrepen. Ook na deze datum hebben zich immers nog verschillende incidenten voorgedaan, waarbij de veroordeelde forse weerstand laat zien tegen de regels en afspraken bij De Catamaran en waarbij hij zich onvoldoende openstelt voor en meewerkt aan behandeling.
Op 4 november 2022 heeft de veroordeelde een officiële waarschuwing gekregen omdat hij zich onder andere dreigend heeft geuit naar de begeleiding, hij niet mee wilde werken aan het kamerprogramma en omdat hij servies heeft gegooid in de richting van de begeleiding. Sinds de officiële waarschuwing is vanuit De Catamaran opnieuw veel tijd en moeite in veroordeelde geïnvesteerd, maar zonder enig resultaat. Er zijn meerdere momenten geweest waarop de veroordeelde zich dreigend en dwingend opstelt. Op 17 november 2022 heeft opnieuw een groot incident plaatsgevonden waarbij tussen de veroordeelde en een groepsgenoot een heftige fysieke escalatie heeft plaatsgevonden. Wie deze confrontatie is begonnen of heeft uitgelokt, vindt de rechtbank niet van belang. Het geeft ondersteuning voor de fysiek dreigende houding van de veroordeelde zoals deze door de begeleiders wordt omschreven en ervaren. De rechtbank vindt dat voldoende onderbouwd is aangedragen dat de optelsom van gebeurtenissen een onwerkbare situatie heeft veroorzaakt. Het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat de veroordeelde geen echte kans heeft gekregen, volgt de rechtbank - in het licht van het voorgaande - niet.
Inmiddels is naar het oordeel van de rechtbank de gevolgtrekking gerechtvaardigd dat de veroordeelde zich de afgelopen periode onvoldoende begeleidbaar heeft opgesteld en dat de huidige behandeling onvoldoende resultaat heeft gehad. Het niet-naleven van de voorwaarden heeft een structureel karakter. Kort samengevat houdt de veroordeelde zich niet aan de regels van De Catamaran en werkt hij onvoldoende mee aan zijn behandeling. De rechtbank concludeert dat de benodigde behandeling in het ambulante kader als gevolg daarvan niet het gewenste resultaat heeft en daarom thans in het kader van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel dient plaats te vinden.
De rechtbank overweegt tot slot dat zij in het een enkele keer niet meewerken aan de urinecontroles onvoldoende grond ziet voor de omzetting van de voorwaardelijke PIJ-maatregel naar een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De vordering is dus op grond van het niet naleven van de bijzondere voorwaarde ten aanzien van het meewerken aan behandeling toewijsbaar. De rechtbank acht aldus termen aanwezig de tenuitvoerlegging te gelasten van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel.

5.Beslissing

De rechtbank:
- wijst toe de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de voorwaardelijke PIJ-maatregel in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en gelast dat de niet ten uitvoer gelegde maatregel alsnog zal worden tenuitvoer gelegd, te weten:
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. S. van der Harg, voorzitter, kinderrechter,
mr. M.H. Rochat, kinderrechter,
mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.M. Bertrand, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 20 december 2022.
Mr. J.A.H.M. Janssen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.