ECLI:NL:RBDHA:2022:15925
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk. Verzoeker had in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van de Staatssecretaris op 14 juli 2022 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat, aangezien de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, verzoeker recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een vast bedrag aan proceskosten vergoed moet worden, omdat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met het feit dat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn, wat heeft geleid tot een lagere vergoeding. Uiteindelijk is de vergoeding vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de proceskostenregeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.