ECLI:NL:RBDHA:2022:15918
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door mr. T. Der Bedrosian. Verzoekster had in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Na een beslissing van de verweerder op 20 juni 2022 heeft verzoekster haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de proceskosten van de tegenpartij vergoed kunnen worden op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 379,50, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en een wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster.