ECLI:NL:RBDHA:2022:15915

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
NL22.23712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de aanvraag als ongegrond werd beschouwd, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij minderjarig was en zijn verklaringen over de gevaren die hij zou lopen bij terugkeer naar Algerije niet geloofwaardig werden geacht. Eiser had gesteld dat hij door een persoon genaamd [A] werd bedreigd, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen concrete voorbeelden had gegeven van de bedreigingen en dat zijn verklaringen onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. K.E. Pruntel, en werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.23712
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarnaast heeft verweerder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en dat aan hem geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 wordt verleend. Dit besluit geldt tevens als terugkeerbesluit (met een vertrektermijn van vier weken).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.23713, op 8 december 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en bij zijn asielaanvraag stelt hij geboren te zijn op [geboortedatum 1] 2007. Verweerder heeft eisers geboortedatum vastgesteld op [geboortedatum 2] 2002 omdat de vreemdelingenpolitie op basis van een leeftijdsschouw geconcludeerd heeft dat eiser evident meerderjarig is. Ook heeft eiser geen originele identificerende documenten overlegd waaruit de door hem gestelde leeftijd blijkt. Verder heeft eiser heeft niet meegewerkt aan het aangeboden leeftijdsonderzoek. Hierdoor heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij minderjarig zou zijn.
Asielrelaas
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is op zijn elfde in huis genomen door [A] en verbleef daar, met tussenpozen, tot zijn dertiende. Volgens eiser houdt [A] zich bezig met zwarte magie en zijn er veel dingen met hem gebeurd. Bij terugkeer naar Algerije vreest eiser voor [A] omdat ze hem wil offeren en/of doden.
Besluitvorming van verweerder
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4. identiteit, nationaliteit en herkomst;
5. problemen met [A] .
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst deels geloofwaardig geacht. Het deel dat ongeloofwaardig wordt geacht, ziet op de geboortedatum van eiser zoals onder 1 wordt overwogen. De verklaringen van betrokkene over zijn problemen met [A] worden ongeloofwaardig geacht. De reden van voornoemde ongeloofwaardigheid is volgens verweerder gelegen in verklaringen die weinig concreet en niet nader onderbouwd zijn.
Standpunt van eiser
5. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij betwist in beroep dat hij geen concreet voorbeeld heeft gegeven. Eiser heeft namelijk verklaard dat [A] hem wilde offeren en doden. Ook heeft eiser een reden genoemd waarom [A] hem kwaad zou willen doen namelijk dat zij zich bezig houdt met zwarte magie en hem dus wilde gebruiken als offer voor duivels en geesten. Verder heeft [A] macht over hem doordat ze een foto van hem heeft en hij haar in zijn dromen heeft gezien. Ook weet eiser daardoor dat [A] mensen op hem af heeft gestuurd die specifiek naar hem op zoek zijn en hem kwaad willen doen.
Oordeel van de rechtbank
6. Eiser heeft geen beroepsgrond gericht tegen de door verweerder aangenomen leeftijd. Zie overweging 1. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet meer in geschil is dat eiser meerderjarig is.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiser over zijn problemen met [A] ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft in dit kader zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen concreet voorbeeld kan noemen van wat [A] hem aangedaan heeft, terwijl eiser heeft verklaard dat zij hem veel vervelende dingen heeft aangedaan. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt waarom [A] specifiek hem kwaad zou willen doen en hem zou willen offeren. Eiser verklaart slechts dat [A] aan zwarte magie doet en dat hij haar in zijn dromen ziet en zij mensen op hem afstuurt, maar dat is geen verklaring waarom zij zich daarbij specifiek op eiser zou richten. Bovendien blijkt uit het rapport van het nader gehoor dat eiser heeft verklaard dat hij zelf niet weet waarom [A] hem kwaad zou willen doen.1 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich verder op het standpunt mogen stellen dat eiser met de enkele stelling
1. Rapport nader gehoor, pagina 8.
dat hij [A] in zijn dromen ziet niet aannemelijk heeft gemaakt dat er anderen zijn ingezet die namens [A] op zoek zijn naar hem. Tot slot heeft verweerder hierbij naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte waarde gehecht aan het feit dat eiser heeft verklaard nog 1,5 – 2 jaar in Oran heeft gewoond nadat hij bij [A] is weg gegaan, zonder in aanraking te zijn geweest met [A] of de mensen die zij op hem afgestuurd zou hebben. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.