ECLI:NL:RBDHA:2022:15915
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de aanvraag als ongegrond werd beschouwd, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij minderjarig was en zijn verklaringen over de gevaren die hij zou lopen bij terugkeer naar Algerije niet geloofwaardig werden geacht. Eiser had gesteld dat hij door een persoon genaamd [A] werd bedreigd, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen concrete voorbeelden had gegeven van de bedreigingen en dat zijn verklaringen onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. K.E. Pruntel, en werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.