Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
8 september 2022 een vlucht is aangezegd voor 15 september 2022.
14 september 2022 moeten wenden tot het COA met de vraag hoe laat hij klaar zou moeten staan de volgende ochtend voor het vervoer naar de luchthaven. Bij deze gelegenheid had eiser kunnen verifiëren of de overdracht nog doorgang zou vinden gezien de brief die hij ontvangen had en de aanname die hij op basis van die brief had gedaan. In het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling stelt eiser dat hij zich eerst op de 15e heeft gemeld bij het COA en niet op de 14e, de dag voor de vlucht. Daarnaast blijkt uit het vertrekgesprek dat eiser in het bezit was gesteld van de contactgegevens van de regievoerder. Niet gebleken is dat eiser contact met de regievoerder heeft opgenomen om vragen te stellen over de ‘transfer brief’. Door deze handelwijze van eiser, concludeert de rechtbank dat eiser zich niet heeft gehouden aan de met hem gemaakte afspraken op 8 september 2022. Er is, in tegenstelling tot wat eiser stelt, dan ook geen sprake van een misverstand waardoor hij de vlucht van 15 september 2022 heeft gemist. De rechtbank ziet in de enkele stelling van eiser dat hij nu wel zal meewerken aan overdracht geen aanknopingspunt voor een ander oordeel, zodat een minder ver strekkende maatregel niet is geïndiceerd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Gesteld noch gebleken is dat de psychische zorg in het detentiecentrum voor eiser niet beschikbaar of onvoldoende is. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat eiser detentieongeschikt is.
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.