Overwegingen
1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1990.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en hij hierdoor problemen heeft ondervonden in Nigeria nadat hij is betrapt toen hij met [partner] , zijn partner, zoende op het toilet van een club.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst
- Homoseksuele gerichtheid van betrokkene
- Problemen naar aanleiding van de geaardheid van betrokkene
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het eerste relevante element geloofwaardig wordt geacht. De homoseksuele gerichtheid van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen heeft verweerder echter niet geloofwaardig geacht. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond, op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser is het hier niet mee eens.
De seksuele gerichtheid van eiser
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn verklaringen over zijn seksuele gerichtheid niet oppervlakkig genoemd kunnen worden. Dat de hoormedewerker eiser diverse malen de gelegenheid zou hebben geboden om nader uit te leggen hoe hij zijn homoseksuele geaardheid heeft ontdekt mag zo zijn, maar dit betekent volgens eiser niet dat hij niet naar zijn beste vermogen heeft geprobeerd deze uitleg ook te geven. Het probleem is echter dat verweerder zijn verklaringen niet accepteert, omdat deze te algemeen zouden zijn. Hierbij heeft verweerder de culturele achtergrond van eiser onvoldoende meegewogen. In veel Afrikaanse landen wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen lichaam en geest, zoals dit in het Westen wel veelal gebeurt. Communicatie is daarom veel meer feitelijk en gedragsgerelateerd, maar ook somatisch (lichamelijk) ingestoken. Dit kan verklaren waarom eiser de nadruk heeft gelegd op de lichamelijke ervaringen tijdens het gehoor en de vraagstelling over bewustwording. Een narratief over bewustwording van de seksuele geaardheid wordt dan al snel een verslag over lichamelijke (seksuele) ervaringen. Het is dan onjuist en ook onzorgvuldig om deze verklaringen weg te zetten als ‘oppervlakkig’ of ‘te algemeen’ en daarom ongeloofwaardig.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiser heeft kunnen tegenwerpen dat zijn verklaringen omtrent zijn homoseksuele geaardheid te oppervlakkig van aard zijn en onvoldoende inzicht geven in de beleving en ervaringen van eiser. In het nader gehoor, dat gesplitst is gehouden op 26 november 2020 en 1 februari 2021, verklaart eiser namelijk het volgende:
‘Vanaf mijn 14 jarige leeftijd, zijn mijn gevoelens voor mannen ontwikkelt.’1
Hierop wordt door de hoormedewerker doorgevraagd, maar eiser blijft enkel deze stelling herhalen in iets andere bewoordingen:
‘
Ja, vanaf mijn 14e begon mijn gevoelens voor mannen te ontwikkelen.’2
‘Ik blijf herhalen, dat ik voor mijn 14e geen gevoelens had voor niemand. Niet voor mannen en ook niet voor vrouwen. Totdat ik 14 jaar werd, begon ik gevoelens voor mannen te ontwikkelen.’3
Verder verklaart eiser dat, als hij een jongen of man ziet die eiser aardig vindt, hij een gevoel van binnen krijgt dat hij die persoon graag als partner zou willen. Eiser zegt dat hij die gevoelens niet voor vrouwen krijgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze verklaringen oppervlakkig en algemeen van aard mogen vinden. Eiser herhaalt namelijk enkel dat hij vanaf zijn veertiende levensjaar gevoelens kreeg voor mannen, maar specificeert dit verder niet. Onduidelijk is wat de beleving en de ervaringen van eiser zijn ten aanzien van deze gevoelens, het zijn enkel oppervlakkige en algemene verklaringen. De beroepsgrond slaagt niet.
1. Pagina 9 van het nader gehoor.
2 Pagina 10 van het nader gehoor.
3 Pagina 10 van het nader gehoor.
7. Dat eiser stelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn culturele achtergrond, omdat in de cultuur van eiser meer nadruk wordt gelegd op lichamelijke ervaringen en minder op emotionele beleving, kan de rechtbank niet volgen. Eisers verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid gaan immers voornamelijk over zijn gevoelens en beleving en veel minder over lichamelijke handelingen. Verder heeft verweerder over het algemeen voldoende rekening gehouden met de culturele achtergrond van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Verklaringen over de relatie met [partner]
8. Eiser heeft in zijn vrije relaas gesproken over ‘onze eerste kus’. Die eerste kus moet gelezen worden als de eerste kus die eiser uitwisselde in het openbaar. Dat het verweerder ten aanzien van de eerste kus niet vrij staat om door te vragen over concrete seksuele handelingen is volgens eiser geen valide argument. Eiser heeft op dit punt bedoeld te zeggen dat als verweerder meent dat sprake is van een tegenstrijdigheid dat eiser hierop bevraagd had moeten worden tijdens het nader gehoor in plaats van eiser hiermee te confronteren in het voornemen. Het is daarnaast onjuist en onredelijk om een dergelijke stelling te passeren met de stelling dat vrijwel iedereen zich zijn eerste kus zou moeten kunnen herinneren.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiser mocht tegenwerpen dat zijn verklaringen ten aanzien van zijn eerste kus met [partner] tegenstrijdig zijn. In het nader gehoor zegt eiser dat hij en [partner] voor het eerst hebben gezoend op de wc van [locatie 1] .4 Later wanneer wordt doorgevraagd naar de eerste kus van eiser en [partner] zegt eiser:
‘
Het was op het toilet waar we elkaar gekust hadden in de club, maar dat was niet de eerste keer.’5
De eerste keer dat eiser [partner] heeft gekust is volgens eiser namelijk bij [partner] thuis. Hij kan zich echter niet meer herinneren wanneer dat was. Dat eiser in eerste instantie zegt dat zijn eerste kus met [partner] op de wc van de club is en daarna bij [partner] thuis, komt niet overeen en verweerder heeft dit dus tegenstrijdig mogen vinden. Dat de eerste kus waar eiser in eerste instantie over spreekt gelezen moet worden als ‘de eerste kus in het openbaar’, blijkt naar het oordeel van de rechtbank nergens uit. Dit blijkt namelijk niet uit zijn verklaringen. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser voert verder aan dat ten onrechte wordt tegengeworpen dat hij vaag en ongerijmd zou hebben verklaard over de locatie van de elektronicawinkel van [partner] . Het is een feit van algemene bekendheid dat er in [plaats] geen adressen bestaan zoals in Nederland. In de correcties en aanvullingen heeft eiser verklaard dat de winkel in de buurt van [plaats] [straat] ligt.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij vaag, summier en ongerijmd heeft verklaard over de locatie van de elektronicawinkel. In het nader gehoor zegt eiser dat hij het adres van de elektronicawinkel niet weet en hij dit ook niet bij benadering kan noemen. Evenmin kan eiser uitleggen waar in de stad de winkel ligt en wat de route is die hij naar de winkel aflegde. In de zienswijze
4 Pagina 5 van het nader gehoor.
5 Pagina 30 van het nader gehoor.
van 10 januari 2022 wordt echter gesteld dat als eiser in [plaats] zou zijn, hij geen enkele moeite zou hebben om de weg naar de winkel te wijzen. Eiser heeft verklaard dat hij in een periode van twee maanden ongeveer twee tot drie keer per week bij [partner] langs is gegaan. Verweerder heeft daarom aan eiser mogen tegenwerpen dat hij niet, ook niet bij benadering, kan uitleggen waar de elektronicawinkel zich bevindt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser in de zienswijze verklaart dat als hij in [plaats] zou zijn, hij geen enkele moeite zou hebben om te weg te wijzen, hetgeen niet rijmt met zijn verklaringen in het nader gehoor. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiser stelt zich in beroep op het standpunt dat het klopt dat hij zelf de term interne worsteling heeft gebruikt, maar dat hij hiermee bedoelde de worsteling met de buitenwereld en het geaccepteerd worden door anderen. Eiser had zichzelf immers al geaccepteerd.
13. De rechtbank oordeelt als volgt. In het nader gehoor heeft eiser op meerdere momenten expliciet verklaard dat hij met zijn gevoelens heeft geworsteld. Zo zegt eiser het volgende:
‘In die periode, heb ik mezelf geworsteld. Ik vroeg mij namelijk zelf af die gevoelens en aantrekkingskracht heeft voor mannen.’6
‘Er zijn moment geweest dat ik aan mezelf vroeg waarom ik zo ben. Ik heb mezelf namelijk niet geschapen. Ik ben niet zelf zo gemaakt. Maar waarom ben ik zo? Met die gedachtes heb ik geworsteld.’7
‘Ik worstelde met mezelf toen ik veertien was. Ik vroeg mezelf of ik op het verkeerde pad was beland, maar ik kwam op mijn zestiende tot de conclusie dat ik gewoon zo was.’8
Dat hiermee uitsluitend zou zijn gedoeld op de worsteling met de buitenwereld kan de rechtbank dan ook niet volgen. Uit deze citaten blijkt duidelijk dat er wel een interne worsteling heeft plaatsgevonden bij eiser. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Verhouding tussen religie en geaardheid
14. Eiser voert aan dat er in zoverre een rol is tussen zijn religie en geaardheid dat in de kerk zijn geaardheid niet werd geaccepteerd. Eiser ziet niet in dat en waarom hij hier meer inzicht in zou hebben kunnen en moeten bieden dan hij heeft gedaan.
15. Verweerder werpt eiser tegen dat uit zijn verklaringen duidelijk een rol blijkt tussen zijn katholieke geloof en zijn seksuele gerichtheid. Hij heeft immers verklaard dat er negatief over homoseksualiteit werd gepredikt. Van eiser mag daarom worden verwacht dat hij meer inzicht biedt in de verhouding tussen zijn religie en zijn seksuele gerichtheid, waarbij het er niet om gaat dat hij met zijn geloof heeft geworsteld. Hij had door meer inzicht hierin te geven, beter moeten kunnen motiveren hoe zijn (directe) omgeving tegen zijn seksuele gerichtheid aankijkt en hierop reageert. Ter zitting heeft verweerder hierover nog toegelicht dat alle geloofsgenoten van eiser het geloof aanhangen dat eisers seksuele gerichtheid afkeurt. Verweerder verwacht van eiser dat hij daar ook iets over kan verklaren.
6 Pagina 11 van het nader gehoor.
7 Pagina 13 van het nader gehoor.
8 Pagina 18 van het nader gehoor.
16. De rechtbank is van oordeel dat eiser voldoende inzicht heeft gegeven in de verhouding tussen zijn religie en zijn seksuele gerichtheid. In zijn verklaringen maakt eiser onderscheid tussen de kerk en het geloof. Eiser zegt namelijk dat er predikanten zijn die tegen homoseksualiteit prediken, maar dat hij het daar niet mee eens is. Dat is ook de reden dat hij niet meer naar de kerk gaat. Eiser gelooft echter nog wel in God. Uit de, weliswaar beperkte, verklaringen van eiser is daarom af te leiden dat hij zijn geloof los ziet van de kerk en hij heeft op dit punt naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende verklaard over de verhouding tussen zijn religie en zijn seksuele gerichtheid. Hetgeen verweerder ter zitting aanvoert ten aanzien van de geloofsgenoten van eiser, kan de rechtbank niet volgen. Het is immers niet duidelijk wat verweerder hiermee heeft willen zeggen. Deze beroepsgrond slaagt.
17. Eiser voert aan dat ten onrechte van hem wordt verlangd dat hij zich in Nigeria had verdiept in de LHBTI-gemeenschap. Verweerder verwijst ten onrechte naar het ambtsbericht van maart 2021, terwijl eisers asielaanvraag dateert uit 2020. Verweerders standpunt in het bestreden besluit is dat in Nederland in corona-tijd veel contacten verliepen via sociale media. Dat is ook precies wat eiser heeft verklaard.
18. De rechtbank oordeelt als volgt. Het algemeen ambtsbericht Nigeria waar verweerder naar verwijst dateert weliswaar van maart 2021, maar beslaat de periode van juni 2018 tot en met maart 2021. Eisers asielaanvraag is van 14 augustus 2020, die valt dus binnen de periode die het ambtsbericht beslaat. Eisers beroepsgrond slaagt op dit punt dus niet. Verder heeft verweerder mogen vinden dat eiser zich ook in Nederland meer had kunnen verdiepen in de LHBTI-gemeenschap. Zo had eiser bijvoorbeeld via verschillende sociale media kanalen meer contact kunnen leggen met personen uit deze gemeenschap. De brief van het COC van 21 oktober 2022 en de verklaringen van eiser ter zitting dat hij een vriend heeft in Nederland en daarom minder behoefte heeft aan andere contacten in de LHBTI-gemeenschap, doen daar niet aan af. De beroepsgrond slaagt niet.
19. Eiser voert verder aan dat hij een partner heeft in Nederland. Hierover heeft hij een persoonlijk en authentiek verhaal verteld. Dit wordt ten onrechte afgedaan als zijnde ‘standaardantwoorden’.
20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiser heeft mogen tegenwerpen dat een omschrijving als alles leuk vinden aan een persoon met wie iemand een relatie heeft in dit verband te algemeen is. Verweerder heeft mogen vinden dat deze verklaring te oppervlakkig van aard is en onvoldoende inzicht geeft in de beleving en ervaringen van de verliefdheid van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
21. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de seksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig heeft mogen achten gezien de verklaringen van eiser ten aanzien van verschillende onderwerpen. Eiser verklaart onder meer te oppervlakkig over zijn seksuele gerichtheid, doordat hij enkel zegt dat hij vanaf zijn veertiende levensjaar gevoelens begon
te ontwikkelen voor mannen; eiser verklaart tegenstrijdig over de plek waar hij en [partner] voor het eerst hebben gezoend, en eiser kan niet vertellen waar de elektronicazaak van [partner] is gelegen, terwijl hij daar wel een aantal keer per week komt.
Verder is eiser terecht tegengeworpen dat hij zich nauwelijks heeft verdiept in de LHBTI gemeenschap in zowel Nigeria als Nederland; en dat hij te algemeen verklaart over zijn (gestelde) partner in Nederland. Dat eiser over de verhouding tussen zijn religie en zijn geaardheid wel voldoende heeft verklaard, maakt dit oordeel niet anders, gezien de geringe omvang van dat onderwerp.
Problemen naar aanleiding van de geaardheid van betrokkene
22. Eiser voert aan dat het ongeloofwaardig zijn van zijn seksuele gerichtheid ten onrechte afbreuk heeft gedaan aan de geloofwaardigheid van het incident in [locatie 1] . Het gaat immers om het feitelijke verhaal. Eiser en [partner] zijn zoenend op het toilet betrapt en daarom loopt eiser gevaar. Dit verhaal is helder en consistent. Van eiser kan voorts niet worden verwacht dat hij kan verklaren hoe de belagers aan zijn adres zijn gekomen.
23. De rechtbank oordeelt als volgt. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de ongeloofwaardig bevonden seksuele gerichtheid van eiser doorwerkt in dit relevante element. De seksuele gerichtheid ligt immers ten grondslag aan de rest van het relaas en daarmee ook aan de gestelde problemen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten aanzien van de belagers van eiser in redelijkheid heeft kunnen stellen dat eiser niet helder en inconsistent heeft verklaard. In zijn vrije relaas verklaart eiser namelijk dat hij en [partner] zijn betrapt door een paar jongens.9 Later in het nader gehoor wordt gezegd dat het gaat om één jongen die ze heeft betrapt en dat hij er jongens bij riep.10 Ook wordt aan eiser de vraag gesteld of hij de jongens die eiser en [partner] betrapt hebben kent en ook daarover verklaart eiser inconsistent. Eerst verklaart eiser namelijk dat hij de jongens niet kent en daarna verklaart eiser dat hij de jongens van gezicht kent. Nog weer later in het nader gehoor weten de jongens wie eiser is en waar hij woont. Anders dan eiser stelt is het relaas op dit punt dus niet consistent. Verweerder heeft dit verhaal daarom ongeloofwaardig kunnen vinden. De beroepsgrond slaagt niet.
24. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de problemen die eiser heeft ervaren naar aanleiding van zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig heeft mogen vinden.
25. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9 Pagina 5 van het nader gehoor.
10 Pagina 31 van het nader gehoor.