ECLI:NL:RBDHA:2022:15880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
NL22.24598
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging en reëel risico op ernstige schade

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiseres. De eiseres, geboren in 1989, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft de relevante elementen van het asielrelaas van eiseres, waaronder haar economische situatie en de omstandigheden rondom een verkrachting in 2006, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de economische situatie in Nigeria niet relevant is voor het vluchtelingschap en dat de eiseres niet tot een sociale groep behoort die bescherming behoeft. De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangen van het kind van eiseres, die de Nederlandse nationaliteit heeft, niet opwegen tegen het algemeen belang van het restrictieve toelatingsbeleid van de Nederlandse staat. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24598
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] ,V-nummer: [V-nummer] , eiseres en haar minderjarige kind:
[minderjarige](gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben de rechtbank voorafgaand aan de zitting toestemming gegeven om het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het beroep op grond van de stukken af te doen. De rechtbank heeft op 14 december 2022 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1989 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
2. De zoon van eiseres is geboren op [geboortedatum 2] 2021. Volgens eiseres heeft haar zoon de Nederlandse nationaliteit. In beroep heeft eiseres voor het eerst het Nederlandse paspoort van haar zoon overgelegd. Verweerder heeft daarom in het bestreden besluit aangegeven dat op dat moment de Nederlandse nationaliteit van de zoon niet vaststond, maar dat de aanvraag van eiseres voor de zekerheid ook is beoordeeld als ware hij over de Nederlandse nationaliteit beschikt. Verweerder heeft over het in beroep ingebrachte paspoort geen standpunt ingenomen, maar is er dus in de beoordeling wel al vanuit gegaan dat de zoon van eiseres de Nederlandse nationaliteit bezit. De rechtbank zal het beroep daarom op dezelfde wijze beoordelen.
Het asielrelaas
3. Eiseres heeft aan haar asielrelaas ten grondslag gelegd dat zij naar Nederland is gekomen voor een betere toekomst voor haar en haar zoon. Zij kan niet terugkeren naar
Nigeria vanwege de armoedige leefomstandigheden. Dit vormde de directe aanleiding voor haar om het land in 2008 te verlaten. Daarnaast wil eiseres niet terugkeren vanwege een incident dat in 2006 heeft plaatsgevonden, waarbij eiseres door de man van haar werkgeefster is verkracht en zij zwanger is geraakt. Haar werkgeefster heeft er vervolgens voor gezorgd dat zij abortus heeft gepleegd.
Het bestreden besluit
4. Volgens verweerder bestaat het asielrelaas van eiseres uit de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Verkrachting en abortus in 2006.
Volgens verweerder worden de economische situatie in Nigeria en het feit dat de zoon van eiseres in Nederland is geboren niet aangemerkt als relevante elementen, omdat deze geen raakvlakken hebben met het vluchtelingschap of ernstige schade. Met betrekking tot de relevante elementen stelt verweerder zich op het standpunt dat beide elementen geloofwaardig zijn, maar dat deze niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag.1 Uit de door eiseres geschetste gebeurtenissen blijkt namelijk niet dat eiseres gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege haar ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging.
5. Ook is volgens verweerder niet gebleken dat eiseres bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt. Eiseres heeft na het vertrek bij haar werkgeefster nooit meer iets van haar of van haar echtgenoot gehoord. Ook is niet gebleken dat eiseres problemen met haar familie heeft gekregen vanwege de verkrachting en het plegen van abortus. Daarbij vindt verweerder relevant dat eiseres pas twee jaar na het incident in 2006 het land heeft verlaten, zij sinds haar vertrek geen problemen heeft ondervonden met (de man van) haar werkgeefster en dat zij in 2017 vrijwillig is teruggekeerd naar Nigeria zonder enige problemen te ervaren. Bovendien doet het feit dat eiseres van 2008 tot 2021 in Italië heeft gewoond en gewerkt, zonder dat zij daar asiel heeft aangevraagd, afbreuk aan de gestelde noodzaak om internationale bescherming. Tot slot acht verweerder van belang dat eiseres herhaaldelijk heeft verklaard dat het incident niet de directe aanleiding is geweest om te vertrekken, maar dat het leven in armoede de directe reden was. Het standpunt van eiseres in haar zienswijze dat zij bij terugkeer in een situatie komt waarin zij tot de bedelstaf zal worden veroordeeld en daarmee het risico loopt op ernstige schade, wordt niet gevolgd. De verwijzing door eiseres naar de algehele situatie in Nigeria is onvoldoende om er zonder meer vanuit te gaan dat eiseres daarmee te maken krijgt. Eiseres heeft bij terugkeer immers een sociaal vangnet, namelijk haar familie, bij wie zij voor haar vertrek heeft gewoond. Ook kan zij bij terugkeer opnieuw werk vinden waarmee zij in het levensonderhoud van haar en haar zoon kan voorzien. Bovendien heeft eisers niet gesteld en is niet gebleken dat zij in een slechtere positie komt te verkeren dan andere vrouwen in een soortgelijke situatie.
6. Verder komt eiseres volgens verweerder niet in aanmerking voor een afgeleide verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er is geen sprake van
1. Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28 juli 1951.
familie- of gezinsleden tussen de zoon van eiseres en zijn vader. Wel is er sprake van gezinsleven tussen eiseres en haar zoon, maar de belangen van het kind om zijn gezinsleven in Nederland uit te oefenen, wegen niet op tegen het algemeen belang van de Nederlandse staat om een restrictieve toelatingsbeleid te hanteren. Verweerder acht daarbij van belang dat niet is gebleken dat de vader voor zijn zoon een hechtings- en/of verzorgingsfiguur is waardoor het gezinsleven in Nederland moet worden uitgeoefend. Daarnaast is de zoon van eiseres nog jong, waardoor niet aannemelijk is dat hij sterke sociale en emotionele banden met Nederland heeft opgebouwd. Eiseres is zelf bovendien in Nigeria geboren, spreekt de taal en heeft daar familie, zodat verwacht wordt dat zij haar zoon bij terugkeer in Nigeria bijstaat in alles wat nodig is. Gelet op de korte duur van het verblijf van eiseres in Nederland, is verder niet gebleken van privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Tot slot toetst verweerder in de asielprocedure niet ambtshalve of een beroep op het Chavez- Vilchez arrest een kans van slagen heeft. Eiseres heeft op 21 oktober 2022 daarvoor een aparte aanvraag ingediend, waarover eiseres apart van deze procedure geïnformeerd zal worden.
Gegronde vrees voor vervolging en een reëel risico op ernstige schade
7. Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij geen vluchteling is op grond van het Vluchtelingenverdrag en dat zij bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft het element over de economische situatie in Nigeria ten onrechte niet relevant geacht. Eiseres heeft verklaard dat zij uit Nigeria is vertrokken omdat zij in zeer armlastige omstandigheden kwam te verkeren en zij niet op effectieve rechtsbescherming kon rekenen van haar familie of de overheid nadat zij werd verkracht en een abortus kreeg. Bij terugkeer loopt eiseres een grote kans om weer in ernstige armoede te verkeren. Volgens het World Food Program van de Verenigde Naties leven vier van de tien Nigerianen onder de nationale armoedegrens, terwijl arbeid daar geen verandering in brengt. Verder miskent verweerder dat eiseres bij terugkeer als alleenstaande vrouw in een kwetsbare positie zal komen te verkeren en daarom behoort tot een specifieke sociale groep. Daarbij heeft verweerder geen rekening gehouden met de verklaringen van eiseres dat zij geen familie heeft om op terug te vallen, omdat zij haar zullen wegsturen om zelfstandig in haar levensonderhoud te voorzien. Eiseres zal dan weer in de huishouding komen te werken en beschikt dan niet over de bescherming van haar familie. Ander werk zal haar geen bestaanszekerheid bieden.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de economische situatie in Nigeria terecht niet heeft aangemerkt als relevant element, omdat de verklaringen van eiseres daarover onvoldoende raakvlakken hebben met het vluchtelingschap of ernstige schade. Ten aanzien van de relevante elementen wordt verweerder gevolgd in het standpunt dat het individuele asielrelaas van eiseres onvoldoende zwaarwegend is om vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade aan te nemen wanneer zij terugkeert naar Nigeria. In de eerste plaats behoort eiseres door het zijn van alleenstaande vrouw niet tot een sociale groep als bedoeld in artikel 10, eerste lid onder d, van het Vluchtelingenverdrag. Een groep wordt aangemerkt als een sociale groep in de zin van dat artikel als de leden van de groep een aangeboren kenmerk vertonen of een gemeenschappelijke achtergrond hebben die niet gewijzigd kan worden, of een kenmerk of geloof delen dat voor de identiteit of de morele integriteit van de betrokkenen dermate fundamenteel is, dat van de betrokkenen niet mag worden geëist dat zij dit opgeven, en de groep in het betrokken land een eigen identiteit heeft, omdat zij in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd. Daarvan is geen sprake.
9. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank stelt vast dat door eiseres niet is bestreden dat zij naar aanleiding van het incident in 2006 geen problemen heeft ondervonden met (de man van) haar werkgeefster, ook niet ten tijde van haar terugkeer in 2017. Daarnaast heeft eiseres niet verklaard waarom zij, als zij nu terugkeert, wel problemen zal ondervinden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn daar geen aanwijzingen voor. Verder wordt verweerder gevolgd in het standpunt dat eiseres door te verwijzen naar de algehele situatie in Nigeria, namelijk de slechte woonomstandigheden en de armoede die er heerst, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een risico loopt op ernstige schade. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom zij bij terugkeer niet in haar basisbehoeften zal kunnen voorzien of waarom zij in een slechtere positie terecht zal komen dan anderen in een vergelijkbare positie. In beroep stelt eiseres dat zij niet op haar familie kan terugvallen en zij daarom weer in de huishouding zal moeten werken, omdat andere banen haar geen bestaanszekerheid bieden. Ook dit heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank begrijpt dat eiseres door wat zij heeft meegemaakt liever niet weer als huishoudster aan het werk wil gaan.
Daarmee is echter niet gezegd dat zij geen ander werk kan doen, zij sowieso als huishoudster zal moeten gaan werken en dat als zij dat doet zij een reëel risico op ernstige schade loopt. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 van het EVRM
10. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen gezinsleven aanneemt tussen haar zoon en de vader van haar zoon. Het feit dat de vader zijn zoon voor het laatst afgelopen zomer heeft gezien, betekent niet dat hij geen relatie met zijn zoon onderhoudt. Doorgaans ziet hij zijn kind bij een gemeenschappelijke vriend, omdat dat in verband met reiskosten gunstiger is. Er is dan ook geen sprake van sporadische contactmomenten. Daarnaast is het voor eiseres moeilijk om invulling te geven aan het gezinsleven vanwege de onzekerheid van haar verblijfstatus en haar opvanglocatie. Zij heeft daarom verzocht om overgeplaatst te worden naar de buurt van Almere, zodat vader en zoon invulling kunnen geven aan het gezinsleven. Ook levert vader, waar hij kan, een financiële bijdrage voor de zorg en opvoeding van hun zoon. Verder vormt het feit dat de zoon van eiseres de Nederlandse nationaliteit heeft en het gezinsleven met zijn vader opbouwt een teken van een beschermenswaardig privéleven. Dit maakt ook dat de band die de zoon van eiseres heeft met Nederland sterker is dan zijn band met Nigeria. Niet is gebleken dat verweerder de belangen van de zoon bij omgang met zowel zijn moeder en vader in Nederland voldoende heeft meegewogen in zijn beoordeling.
Beschermingswaardig familie- of gezinsleven / privéleven
11. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat sprake is van beschermingswaardig gezinsleven tussen eiseres en haar zoon. Wel verschillen partijen van mening over de vraag of er sprake is van familie- of gezinsleven tussen de zoon en zijn vader en/of van privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
12. De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat verweerder niet ten onrechte geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft aangenomen tussen de zoon van eiseres en zijn vader. Verweerder neemt familie- of gezinsleven aan tussen een minderjarig kind en zijn biologische vader (wiens kind niet uit een reëel huwelijk of niet- huwelijkse relatie is geboren) als uit de feiten en omstandigheden volgt dat daadwerkelijk sprake is van hechte persoonlijke banden. Hierbij is onder andere de intensiteit van het
contact en de manier waarop het contact is onderhouden van belang. In het aanvullende gehoor heeft eiseres verklaard dat zij onregelmatig contact heeft met de vader van haar zoon om over hun kind te praten. In beroep voert zij aan dat er geen sprake meer is van sporadische contactmomenten, omdat haar kind en zijn vader elkaar doorgaans bij een gemeenschappelijke vriend zien. Eiseres heeft echter niet verder onderbouwd hoe vaak dit is en waaruit dit contact bestaat. Zij heeft daarmee daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele contactmomenten. Verder verklaart eiseres dat de vader waar hij kan financieel bijdraagt voor zijn kind, maar uit haar verklaringen blijkt ook dat zij daar geen afspraken over hebben gemaakt of een vast bedrag hebben afgesproken. Met verweerder is de rechtbank het daarom eens dat uit deze verklaringen onvoldoende blijkt dat de vader van haar zoon betrokken is bij de zorg en opvoeding van hun kind. Verweerder heeft dan ook mogen concluderen dat er onvoldoende is om het familie- en gezinsleven tussen vader en zoon in de zin van artikel 8 van het EVRM aan te nemen.
13. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte aangenomen dat geen sprake is van privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Niet is gebleken dat eiseres in Nederland een beschermingswaardig leven heeft opgebouwd. Eiseres is pas sinds april of mei 2021 in Nederland. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat en zo ja, welke banden zij met Nederland is aangegaan. Dat de zoon van eiseres de Nederlandse nationaliteit zou hebben is daarvoor onvoldoende. Datzelfde geldt voor de enkele vermelding dat de zoon van eiseres een band opbouwt met zijn vader.
Belangenafweging
14. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit een belangenafweging heeft gemaakt. Daarbij heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de belangen van het kind. Verweerder heeft van belang mogen achten dat, gelet op de huidige intensiteit waarmee de zoon van eiseres en zijn vader nu contact onderhouden en de mate waarin de vader zich bemoeit met de zorg en opvoeding, niet gesproken kan worden van een
hechtings- of verzorgingsfiguur voor de zoon waardoor het gezinsleven alleen in Nederland kan worden uitgeoefend. Daarnaast is niet gebleken van een ‘certain degree of hardship’ op grond waarvan niet verlangd kan worden dat eiseres en haar zoon het gezinsleven uitoefenen en voortzetten in Nigeria. Gelet op de jonge leeftijd van de zoon, kan nog niet worden gesproken van zeer sterke emotionele en/of sociale banden met Nederland.
Bovendien is de zoon nog sterk afhankelijk van eiseres, waarover verweerder terecht heeft gesteld dat er geen belemmeringen zijn om terug te keren naar Nigeria. Tot slot heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres enige jaren in het bezit was van een Italiaanse verblijfsvergunning en niet is gebleken dat zij niet opnieuw een dergelijke vergunning kan krijgen. Het is met andere woorden niet uitgesloten dat eiseres desgewenst met haar zoon naar Italië zou kunnen terugkeren. De beroepsgrond slaagt niet.
Chavez-Vilchez
15. Tot slot voert eiseres dat zij verblijfsrecht heeft op grond van het Chavez-Vilchez arrest. Zij heeft daartoe een aparte aanvraag ingediend, maar dat ontslaat verweerder er niet van om ambtshalve in het bestreden besluit vast te stellen of dit verblijfsrecht bestaat.
16. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat een beroep op het Chavez-Vilchez arrest zich niet leent voor ambtshalve toetsing in het kader van de asielprocedure. Volgens de artikelen 3.6a tot en met 3.6ba van het
Vreemdelingenbesluit 2000 is het mogelijk voor verweerder om ambtshalve een reguliere vergunning in de asielprocedure te verlenen. Dit betreft een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM of in verband met het zijn van slachtoffer van mensenhandel. Een verblijfsvergunning op grond van het Chavez-Vilchez arrest valt daar niet onder. Dit betekent dat er in onderhavige asielprocedure geen ruimte bestaat voor een beoordeling of eiseres op grond daarvan verblijfsaanspraken heeft.
Conclusie
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr.
Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.