ECLI:NL:RBDHA:2022:15879
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 21 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door verweerder niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 25 oktober 2022 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder was wel vertegenwoordigd.
De rechtbank overwoog dat verweerder het bestreden besluit terecht had gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname had gedaan en Frankrijk dit verzoek had aanvaard. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij in Frankrijk een reëel risico liep op onmenselijke behandeling, noch dat er structurele tekortkomingen waren in de asielprocedure in Frankrijk. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in dit geval niet van toepassing was.
Eiser voerde aan dat zijn asielaanvraag wel in behandeling had moeten worden genomen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder niet ten onrechte had gehandeld door de aanvraag niet aan te trekken. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 31 oktober 2022.