Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
note verbalevan 10 november 2021 hebben de Turkse autoriteiten meegedeeld dat [eiser] wordt geplaatst in de
Yalvaç T-Type Closed Penal Institution, die in januari 2019 is geopend en waar plaats is voor 400 gedetineerden en waar op 18 oktober 2021 356 personen werden vastgehouden. Verder vermeldt de brief onder meer dat er geen sprake is van een behandeling strijdig met artikel 3 EVRM, dat de European Prison Rules worden nageleefd, dat de gedetineerden toegang hebben tot noodzakelijke zorg en dat zij zo nodig worden verwezen naar een (universitair) ziekenhuis.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
substantial grounds”) zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon in geval van uitlevering een reëel risico (“
a real risk”) loopt te worden onderworpen aan foltering of aan een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Doet zo’n situatie zich voor dan kan de Minister niet volstaan met een verwijzing naar het vertrouwensbeginsel. Bij de beoordeling van de vraag of die situatie zich voordoet heeft als uitgangspunt te gelden dat zorgen over de algemene situatie niet noodzakelijkerwijs meebrengen dat de opgeëiste persoon een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM. [1] Daarvoor is meer onderbouwing nodig. Anders dan [eiser] kennelijk meent, maken de aangehaalde algemene rapporten dus niet dat de Staat iedere uitlevering aan Turkije moet weigeren.
note verbalevan 10 november 2021 hebben de Turkse autoriteiten verklaard dat [eiser] wordt geplaatst in een relatief nieuwe gevangenis waar in ieder geval op dat moment geen overbevolking was en dat [eiser] toegang daar zal hebben tot medische zorg en indien nodig tot (universitaire) ziekenhuizen. [eiser] heeft geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat hij in de aangewezen gevangenis toch een reëel risico loopt dat hij te maken krijgt met een overbevolking en/of onvoldoende toegang tot medische zorg. Zo heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat hij een medische behandeling nodig heeft die hij niet in Turkse detentie kan krijgen. De gestelde schending van artikel 3 EVRM is ondanks de algemene zorgen over de detentieomstandigheden in Turkije en de medische situatie van [eiser] dus niet aannemelijk. Verder merkt de voorzieningenrechter op dat erop mag worden vertrouwd dat de Turkse autoriteiten die plaatsingstoezegging en de overige toezeggingen gestand zullen doen. Het feit dat het deels algemeen geformuleerde toezeggingen betreft zonder dat daarbij wordt ingegaan op de medische geschiedenis van [eiser] , maakt niet dat hij daarop niet kan vertrouwen. Het betreft immers wel degelijk toezeggingen in zijn concrete zaak. In dit verband heeft de Staat nog verklaard dat hem geen gevallen bekend zijn waarin dit soort toezeggingen niet zijn nagekomen.