In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een procedure over de onrechtmatige bewaring van een eiseres van Saoedi-Arabische nationaliteit. De eiseres was op 21 december 2021 in bewaring gesteld op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 1 februari 2022 de maatregel van bewaring opgeheven, maar eiseres stelde dat deze opheffing te laat was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet tijdig is opgeheven, wat betekent dat de vrijheidsontneming onrechtmatig was voor één dag. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres recht heeft op schadevergoeding voor deze onrechtmatige vrijheidsontneming en heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 100,-. Daarnaast is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 759,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.