ECLI:NL:RBDHA:2022:15694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
NL22.1508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een procedure over de onrechtmatige bewaring van een eiseres van Saoedi-Arabische nationaliteit. De eiseres was op 21 december 2021 in bewaring gesteld op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 1 februari 2022 de maatregel van bewaring opgeheven, maar eiseres stelde dat deze opheffing te laat was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet tijdig is opgeheven, wat betekent dat de vrijheidsontneming onrechtmatig was voor één dag. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres recht heeft op schadevergoeding voor deze onrechtmatige vrijheidsontneming en heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 100,-. Daarnaast is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 759,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.1508
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Fonville), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 21 december 2021 aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Hieruit blijkt dat verweerder op 1 februari 2022 de maatregel van bewaring heeft opgeheven.
Eiseres heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Saoedi-Arabische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1970.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de
behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 6 januari 2022 (in de zaak NL21.19933) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiseres voert aan dat zij op 1 februari 2022 te 16.30 uur in vrijheid is gesteld. Dit is te laat. Eiseres is op 21 december te 13.19 uur in bewaring gesteld op grond van artikel 59b, eerste lid, onder b, Vw. Deze dag telt mee ter berekening van de in het tweede lid genoemde termijn van zes weken. Eiseres had daarom uiterlijk op 31 januari 2022 te 00.00 uur in vrijheid moeten zijn gesteld.
5. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat de aan eiseres op 21 december 2021 opgelegde maatregel van bewaring één dag te laat, te weten op 1 februari 2022, is opgeheven. Verweerder verzet zich niet tegen een veroordeling tot schadevergoeding voor één dag en de proceskostenvergoeding voor het instellen van beroep.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder ten volle heeft erkend dat de maatregel van bewaring, gelet op artikel 59b, tweede lid van de Vw, niet tijdig is opgeheven. Hierbij merkt de rechtbank op dat het op de weg van verweerder had gelegen om met de vereiste voortvarendheid te handelen, wat niet is gebeurd. Verweerder heeft de nalatigheid echter gecompenseerd met het aanbieden van schadevergoeding omdat eiseres één dag onrechtmatig in bewaring heeft verbleven. De beroepsgrond die eiseres in dit verband heeft aangevoerd slaagt.
7. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is met ingang van 31 januari 2022 onrechtmatig geworden.
8. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 1 dag onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 1
x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 100,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 100,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op
16 februari 2022
en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.