ECLI:NL:RBDHA:2022:15657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
NL22.22443 en AWB 22/6650
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing in een Handhaving- en Toezichtlocatie en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de plaatsing van eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen twee besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het eerste besluit betrof de plaatsing in de HTL per 6 oktober 2022, terwijl het tweede besluit de maatregel van beperking van de vrijheid inhield, die op 7 oktober 2022 inging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medewerkers van het COa op 5 oktober 2022 een afkoelmaatregel aan eiser hadden opgelegd, maar dat eiser zich niet aan deze maatregel hield. Tijdens de uitvoering van de maatregel op 6 oktober 2022 ontstond er een incident waarbij eiser zich agressief gedroeg en een COa-medewerker bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de manier waarop de COa-medewerkers de kamer van eiser binnentreden niet ter beoordeling stond, omdat zij enkel aanwezig waren om eiser te herinneren aan de afkoelmaatregel. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van eiser, dat leidde tot de oplegging van de HTL-maatregel, gerechtvaardigd was.

De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond, waarbij het beroep tegen het eerste besluit ongegrond werd verklaard en het beroep tegen het tweede besluit eveneens ongegrond werd verklaard, omdat het volledig steunde op het eerste besluit. Eiser heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak betreffende de plaatsing in de HTL, maar niet tegen de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22443 en AWB 22/6650

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2022 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser per 6 oktober 2022 op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 7 oktober 2022 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de beide besluiten beroep ingesteld en de gronden ingediend. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 22/56650. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL22.22443.
Verweerder 2 heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 25 november 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hen gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 6 oktober 2022 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 7 oktober 2022 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. Verweerder 2 ziet in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen gronden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. De rechtbank gaat er vanuit dat het volgende incident aan het plaatsingsbesluit ten grondslag ligt. Op 5 oktober 2022 is aan eiser de maatregel opgelegd van een afkoelperiode van 6 uur die op 6 oktober 2022 moet worden uitgevoerd. Op 6 oktober 2022 9.00 uur wordt eiser gewekt door het COa en DJI. Eiser geeft daarbij aan dat hij ziek is. Daarop wordt hij in de gelegenheid gesteld om de GZA te bellen, van welke mogelijkheid eiser geen gebruik maakt. Om 10.00 uur zijn de medewerkers nogmaals naar de kamer van eiser gegaan omdat eiser zich niet heeft gemeld voor de afkoelperiode. De medewerkers kloppen drie keer aan en geven aan de deur te openen. Zij spreken eiser aan op zijn trage houding en eiser wordt verbaal agressief. Hij geeft opnieuw aan ziek te zijn. Eén van de medewerkers ziet een scheermes binnen handbereik van eiser liggen en stelt deze veilig door deze op te pakken en bovenop een kast te leggen. Eiser wordt daar boos over en verheft zijn stem. Ook maakt hij een fysieke aanval richting de COa medewerker, terwijl hij met zijn handen naar het scheermes grijpt. De COa medewerker voelt zich zo onveilig dat hij eiser een duw geeft. Hierop maakt eiser stekende bewegingen naar zijn eigen nek, waarbij hij de COa medewerker indringend aankijkt. Nadat medewerkers op eiser inpraten gaat eiser mee naar buiten. Buiten weigert eiser het terrein te verlaten. Hij uit zich dreigend en scheldt. Eiser is gecontroleerd naar de uitgang begeleid. Eiser draait zich om en maakt een slaande beweging met zijn linker gebalde vuist naar het hoofd van een COa medeweker. De medewerker kan de klap net ontwijken. Eiser is hierop gefixeerd met handboeien, hij bleef schelden en gebruikte dreigende woorden. Eiser is naar de poort van de COa-locatie gebracht waarna de afkoelperiode is begonnen.
3. Eiser voert aan dat beide maatregelen onrechtmatig zijn, nu niet is gebleken dat er sprake is van een rechtmatige binnentreding. Uit het verslag en het COa besluit van 6 oktober 2022 blijkt namelijk niet dat eiser toestemming heeft verleend om zijn woning te mogen binnentreden. Ook is niet gebleken dat er een machtiging tot binnentreden is afgegeven. Verder stelt eiser dat hij zelf geen fysiek geweld heeft gebruikt jegens de medewerker van het COa, die onrechtmatig was binnengetreden en zonder aanleiding aan eisers persoonlijke eigendommen heeft gezeten.
4. Verweerder 1 stelt zich op het standpunt dat de stelling van eiser dat het COa-personeel geen toestemming heeft gevraagd om binnen te komen is niet juist. Het COa-personeel heeft drie keer op de deur van eiser geklopt en in drie talen (Nederlands, Engels en Frans) kenbaar gemaakt dat zij de deur zouden opendoen. Omdat eiser geen enkele reactie gaf op het moment dat er 3 keer op de deur was geklopt, heeft het COa-personeel de deur opengedaan. De stelling van eiser dat het COa-personeel zonder daadwerkelijke aanleiding aan zijn eigendommen (mes) heeft gezeten, wordt door verweerder evenmin gevolgd. Eiser was erg boos en agressief en dat gebeurde niet voor de eerste keer. Hij schold COa-medewerkers uit en kwam heel bedreigend over. Uit veiligheid voor ieders aanwezigheid heeft een COa-medewerker het mes verplaatst naar een andere plek.
Nog daargelaten overigens de vraag of het COa-personeel ten onrechte de kamer is binnengekomen, rechtvaardigt dat hoe dan ook niet het gedrag van eiser. Eiser had immers ook kunnen aangeven dat hij niet wenste dat het COa-personeel de deur van zijn kamer zouden openen. Het openen van de deur geeft eiser in geen geval het recht om zich zo agressief op te stellen en gewelddadig gedrag te vertonen richting het COa-personeel.
4.1.
Verweerder 2 stelt zich op het standpunt dat er geen gronden zijn ingediend tegen maatregel ex artikel 56 van de Vw 2000.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om te beoordelen of de manier waarop medewerkers van het COa de kamer van eiser zijn binnengegaan was toegestaan. De medewerkers van het COa gingen niet naar de kamer van eiser toe om hem het plaatsingsbesluit op te leggen. Zij waren daar enkel om hem eraan te herinneren dat hij een afkoelmaatregel had gekregen en daarom naar buiten moest. Terwijl zij op de kamer aanwezig waren begon het incident dat tot oplegging van de maatregel heeft geleid. Dat incident heeft zich voor een belangrijk deel ook buiten afgespeeld. Onder die omstandigheden dient enkel beoordeeld te worden of het incident aanleiding gaf om de maatregel op te leggen.
6. Daarbij valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien hoe het handelen van de COa medewerkers escalerend heeft gewerkt. Dat – onder in de onder 2 genoemde omstandigheden- COa medewerkers zich genoodzaakt hebben gevoeld om het scheermes bovenop een kast te leggen is begrijpelijk. Eiser is daarbij verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag en zijn agressieve houding kan hem worden aangerekend. Het incident rechtvaardigt naar het oordeelt van de rechtbank de oplegging van de HTL-maatregel.
7. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is ongegrond.
8. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep tegen het bestreden besluit 1 en gelet op de omstandigheid dat het bestreden besluit 2 volledig steunt op dat besluit is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen het bestreden besluit 2 eveneens ongegrond moet worden verklaard.
9. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is ongegrond. Er is geen aanleiding om verweerder 2 in de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de plaatsing van eiser in de HTL te Hoogeveen (bestreden besluit 1), kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de oplegging van de artikel 56-maatregel (bestreden besluit 2), staat geen rechtsmiddel open.