Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Inleiding
2. De asielaanvraag van eiser is bij besluit van 28 september 2021 afgewezen als
kennelijk ongegrond.In hetzelfde besluit is aan eiser ambtshalve voorlopig uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) voor de duur van maximaal zes maanden van 28 september 2021 tot 28 maart 2022 en vervolgens verlengd tot 28 september 2022 of zoveel korter, als eerder op de ambtshalve beoordeling is beslist. Het door eiser ingesteld beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag is door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem bij uitspraak van 20 april 2022 ongegrond verklaard (NL21.16881). Er is geen hoger beroep ingesteld. Daarmee staat de afwijzing van eisers asielaanvraag in rechte vast.
3. Bij besluit van 25 mei 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de
ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw afgewezen. Eiser heeft op 19 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (AWB 22/3811).
4. Als gevolg van de negatieve beschikking van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft verweerder aan eiser kenbaar gemaakt dat de opvang van eiser op 23 juni 2022 wordt beëindigd.
5. Eiser is het niet eens met het beëindigen van de Rva-voorzieningen. Eiser
geniet namelijk opvang in Koninklijke Visio, een expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen in [plaats] . De financiering van het verblijf bij Koninklijke Visio wordt betaald door de ziektekostenverzekeraar op basis van de door het COA voor eiser afgesloten ziektekostenverzekering. Wanneer de Rva-voorzieningen worden beëindigd, heeft dit grote gevolgen voor eiser. Tot slot betoogt eiser dat hij evident tot de groep kwetsbare uitgeprocedeerde asielzoekers behoort die opvang behoren te behouden tot het vertrek uit Nederland.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de feitelijke mededeling aangaande het
beëindigen van de Rva-voorzieningen geen besluit is en niet gelijk is te stellen met een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb, zodat daartegen geen rechtsmiddel openstaat als bedoeld in artikel 8:1, eerste lid van de Awb. Beëindiging van de Rva-voorzieningen is slechts een feitelijke uitvoering van de van rechtswege ingetreden rechtsgevolgen van een afwijzend besluit op een asielaanvraag als bedoeld in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw 2000.
Oordeel van de voorzieningenrechter
7. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Op grond van artikel 45, eerste
lid, aanhef en onder c, van de Vw heeft de beschikking waarbij een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt afgewezen, van rechtswege tot gevolg dat de verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet COA of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt worden beëindigd op de bij of krachtens die wet of dat wettelijke voorschrift voorziene wijze en binnen de daartoe gestelde termijn.
8. Met de afwijzing van eisers asielaanvraag in het besluit van 28 september 2021 zijn
de in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw geregelde rechtsgevolgen, waaronder beëindiging van de Rva-voorzieningen, ingetreden. Zoals volgt uit onder meer de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State van 18 mei 2005 houdt de mededeling van verweerder dat de opvang wordt beëindigd niet meer in dan de vermelding van de van rechtswege ingetreden rechtsgevolgen van het meeromvattende asielbesluit.Daarom is die mededeling geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht of een besluit dan wel een met een besluit gelijk te stellen handeling als bedoeld in artikel 5 van de Wet COA. Er staat dan ook geen rechtsmiddel open tegen deze informatieve mededeling van verweerder. Omdat geen sprake is van een besluit of feitelijke handeling waartegen het rechtsmiddel beroep open staat, zal de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaren om van het verzoek en het beroep kennis te nemen. De voorzieningenrechter stelt onverminderd wat hierna onder 9 wordt overwogen, gelet op artikel 8:71 Awb, vast dat eiser uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan instellen.
9. Ten aanzien van het betoog van eiser dat hij evident tot de groep kwetsbare
uitgeprocedeerde asielzoekers behoort die opvang behoren te behouden tot het vertrek uit Nederland, overweegt de voorzieningenrechter ten overvloede dat aan dit beroep niet kan worden toegekomen. Zoals ook ter zitting is besproken, kan eiser bij verweerder een verzoek om opvang indienen en daar zijn bijzondere omstandigheden naar voren brengen.