ECLI:NL:RBDHA:2022:15643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
22_6494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek tot intrekking van omgevingsvergunningen

Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, met zaaknummer SGR 22/6494. Eiseres had op 27 oktober 2021 het college verzocht om intrekking van omgevingsvergunningen voor woningen aan een specifiek adres. Na meerdere ingebrekestellingen en het niet tijdig nemen van een besluit door het college, heeft eiseres op 6 oktober 2022 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het college niet binnen de redelijke termijn had beslist, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit. Tevens droeg zij het college op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen en stelde een dwangsom van € 100,- per dag in voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 184,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van griffier A. Jansen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6494

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, (hierna: het college, verweerder, gemachtigde: mr. P. Yildirim).

Procesverloop

Bij brief van 27 oktober 2021 heeft eiseres het college verzocht om intrekking van de omgevingsvergunningen die het college destijds heeft verleend voor de woningen aan de [adres] [nummers] te [plaats].
Bij brieven van 24 december 2021 en 9 september 2022 heeft eiseres het college in gebreke gesteld.
Bij brief van 6 oktober 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting omdat het beroep kennelijk gegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit waarop dit oordeel is gebaseerd.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
4. Het college moest in dit geval binnen een redelijke termijn beslissen. Die termijn is in ieder geval verstreken als er acht weken na het indienen van de aanvraag voorbij zijn gegaan (artikel 4:13, eerste en tweede lid, van de Awb). Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn ten aanzien van het verzoek van eiseres van 27 oktober 2021 (verzonden op
28 oktober 2021) tot intrekking van de omgevingsvergunningen voor de [adres] [nummers] al ruimschoots was verstreken toen eiseres beroep instelde bij de rechtbank. De rechtbank stelt verder vast dat het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op het onderhavige verzoek voldoet aan het vereiste zoals gesteld in artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb. Eiseres heeft het college immers tot twee keer toe, bij brieven van 24 december 2021 en 9 september 2022, schriftelijk in gebreke gesteld. Sindsdien is een ruime periode van meer dan twee weken verstreken. Dit brengt mee dat eiseres rechtsgeldig beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen en dat het beroep gegrond is.
5. Het college heeft eiseres op 9 november 2022 een brief gestuurd met als onderwerp “beslissing op verzoek intrekking omgevingsvergunningen en ingebrekestelling [adres] [nummers]”. Deze brief bevat echter geen besluit op het verzoek. Hierin wordt uitsluitend aangekondigd dat verweerder (nog) meer tijd nodig heeft om een besluit te nemen.
6. In artikel 4:17 van de Awb is bepaald dat als een beschikking niet op tijd wordt genomen, het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen
€ 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het college heeft inmiddels in de brief aan eiseres van 9 november 2022 met juistheid vastgesteld dat het inmiddels het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen heeft verbeurd, zodat de rechtbank hierover geen beslissing hoeft te nemen.
7.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. De rechtbank bepaalt dat het college binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen en aan eisers moet bekendmaken.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat het college een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
8. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken. Wel moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.