In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep volgt op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 16 augustus 2022, waarin de rechtbank had bepaald dat verweerder binnen acht weken opnieuw moest beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelt dat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft tot het indienen van het beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten, waardoor het onderzoek zonder zitting is gesloten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. Verweerder heeft niet binnen de gestelde termijn een besluit genomen, wat in strijd is met de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. Dit bedrag is gebaseerd op het feit dat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, maar is verlaagd vanwege de aard van de zaak. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 29 december 2022, en de beslissing is genomen door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier J.M.T. Zoon.