ECLI:NL:RBDHA:2022:15604
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoekster, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag. Verzoekster had op 16 februari 2022 beroep ingesteld, omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Na een beslissing op 25 februari 2022 door verweerder, trok verzoekster haar beroep in en verzocht de rechtbank om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de proceskosten van verzoekster moest vergoeden. De rechtbank kende een bedrag van € 379,50 toe aan verzoekster, gebaseerd op de waarde per punt en een wegingsfactor van 0,5, en droeg verweerder op het griffierecht van € 181,- aan verzoekster te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier J.M.T. Zoon.