ECLI:NL:RBDHA:2022:15603
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Hanna, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had in beroep gegaan omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van verweerder op 30 mei 2022 heeft verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. Aangezien verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank kent een bedrag van € 379,50 toe, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 december 2022.