In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de minister van Defensie om een financiële tegemoetkoming te verlenen voor de kosten van medicinale wietolie (MC) aan eiseres, een gewezen militair. Eiseres, die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is verklaard, had een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van MC, die zij gebruikt als pijnbestrijding. De minister heeft het verzoek afgewezen, met het argument dat de regelgeving geen mogelijkheid biedt voor vergoeding aan gewezen militairen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat er ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen actieve en gewezen militairen en dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom zij geen recht heeft op vergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verwijzing in de regelgeving naar de SZVK-polis onjuist is en dat er een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen actieve en gewezen militairen. De rechtbank oordeelt dat het besluit van de minister vernietigd moet worden, omdat het niet voldoet aan de vereisten van de wet en de specifieke situatie van eiseres niet in aanmerking is genomen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook heeft bepaald dat de minister het griffierecht en de proceskosten van eiseres moet vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van gewezen militairen in vergelijkbare situaties.