ECLI:NL:RBDHA:2022:15572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
22/2276
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inreisverbod en gezinsherenigingsrichtlijn in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Colombiaanse nationaliteit houdende vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen, omdat zij de toegestane verblijfstermijn van negentig dagen in Nederland had overschreden. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat het inreisverbod in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn, aangezien haar echtgenoot legaal verblijf heeft in Italië. Eiseres stelt dat het inreisverbod haar belemmert om gebruik te maken van de rechten die voortvloeien uit deze richtlijn en dat er sprake is van ongelijke behandeling, omdat in Nederland in vergelijkbare gevallen het inreisverbod ambtshalve wordt opgeheven.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen. De rechtbank oordeelt dat, indien Italië aan eiseres een verblijfsvergunning verleent, de Italiaanse autoriteiten ambtshalve de Nederlandse autoriteiten zullen verzoeken om het inreisverbod op te heffen, tenzij er uitzonderingscriteria van toepassing zijn. Dit betekent dat eiseres niet zelf om opheffing hoeft te vragen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van ongelijke behandeling en dat het inreisverbod niet in strijd is met het nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Eiseres kan bovendien na één jaar een verzoek indienen om het inreisverbod op te heffen. De rechtbank ziet geen reden om het inreisverbod te matigen tot één jaar.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het inreisverbod van eiseres in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen vier weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/2276

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: G.R. Ogando Pérez),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder)

(gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Inleiding

Bij besluit van 23 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling

1. Eiseres heeft de Colombiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1986. Eiseres is op 22 juli 2018 het Schengengebied ingereisd. Op 13 maart 2022 heeft eiseres zich gemeld ter uitreis. Eiseres heeft volgens verweerder de haar toegestane verblijfstermijn van negentig dagen overschreden. Daarom heeft verweerder op 23 maart 2022 eiseres op grond van artikel 66a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een inreisverbod opgelegd. Eerder, op 13 maart 2022, heeft verweerder eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Alleen het beroep tegen het inreisverbod ligt ter beoordeling voor.
2. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn [1] . De echtgenoot van eiseres – dhr. [echtgenoot] – heeft legaal verblijf in Italië. Door het opleggen van het inreisverbod wordt het eiseres onmogelijk gemaakt om gebruik te maken van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Verder voert eiseres aan dat het inreisverbod in strijd is met het Europees non-discriminatiebeginsel, omdat verweerder in een Nederlandse gezinsherenigingsprocedure ambtshalve het opgelegde inreisverbod opheft. Nu de gezinsherenigingsprocedure van eiseres in Italië afspeelt, heeft zij dat voordeel niet. Eiseres verzoekt haar beroep gegrond te verklaren, subsidiair om het inreisverbod te matigen tot één jaar.
3. De beroepsgronden slagen niet. Als Italië aan eiseres een verblijfsvergunning verleent, dan verzoeken de Italiaanse autoriteiten ambtshalve de Nederlandse autoriteiten om het inreisverbod op te heffen. Dit staat in paragraaf A4/2.5.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Tijdens de zitting heeft verweerder bevestigd dat de Nederlandse autoriteiten dit verzoek zullen toewijzen, behoudens als er sprake is van de uitzonderingscriteria, zoals openbare orde aspecten. Eiseres hoeft dus niet om opheffing van het inreisverbod te vragen als zij een verblijfsvergunning in Italië krijgt. Er is dan ook geen sprake van een ongelijke behandeling. Daarnaast kan eiseres op grond van paragraaf A4/2.5.2 van de Vc na één jaar een verzoek indienen om het inreisverbod op te heffen. Gezien het voorgaande is er geen sprake van strijdigheid met het nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
4. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om het inreisverbod te matigen tot één jaar [2] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging
2.Zie artikel 6.5a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.