ECLI:NL:RBDHA:2022:15572
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inreisverbod en gezinsherenigingsrichtlijn in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Colombiaanse nationaliteit houdende vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen, omdat zij de toegestane verblijfstermijn van negentig dagen in Nederland had overschreden. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat het inreisverbod in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn, aangezien haar echtgenoot legaal verblijf heeft in Italië. Eiseres stelt dat het inreisverbod haar belemmert om gebruik te maken van de rechten die voortvloeien uit deze richtlijn en dat er sprake is van ongelijke behandeling, omdat in Nederland in vergelijkbare gevallen het inreisverbod ambtshalve wordt opgeheven.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen. De rechtbank oordeelt dat, indien Italië aan eiseres een verblijfsvergunning verleent, de Italiaanse autoriteiten ambtshalve de Nederlandse autoriteiten zullen verzoeken om het inreisverbod op te heffen, tenzij er uitzonderingscriteria van toepassing zijn. Dit betekent dat eiseres niet zelf om opheffing hoeft te vragen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van ongelijke behandeling en dat het inreisverbod niet in strijd is met het nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Eiseres kan bovendien na één jaar een verzoek indienen om het inreisverbod op te heffen. De rechtbank ziet geen reden om het inreisverbod te matigen tot één jaar.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het inreisverbod van eiseres in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen vier weken na verzending van het afschrift.