ECLI:NL:RBDHA:2022:15565
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum en geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor Turkse onderdaan in het kader van het Associatierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse onderdaan, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, over de ingangsdatum en de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'arbeid als zelfstandige', welke aanvankelijk was afgewezen. Na bezwaar werd de vergunning verleend met ingang van 26 april 2021. Eiser stelde dat hij vanaf 27 december 2019 recht had op verblijfsrecht op basis van het Associatierecht, maar de rechtbank oordeelde dat hij na afloop van zijn eerdere verblijfsvergunning niet langer als werknemer kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat het nationale recht de voorwaarden voor de verblijfsvergunning regelt en dat de standstillbepaling van het Associatierecht niet in de weg staat aan de verleende vergunning voor twee jaar. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met het Associatierecht.