ECLI:NL:RBDHA:2022:15556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25390
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in een zaak betreffende de verlenging van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlenging van een maatregel van bewaring. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Hemelaar, had op 4 november 2022 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Deze maatregel werd op 10 december 2022 met maximaal drie maanden verlengd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. Op 12 december 2022 heeft de rechtbank de maatregel van bewaring opgeheven, omdat deze onrechtmatig was bevonden in een eerdere uitspraak (NL22.24032). Eiser trok op 16 december 2022 zijn verzoek om schadevergoeding in, maar handhaafde het beroep tegen het verlengingsbesluit.

De rechtbank heeft op 19 december 2022 de zaak behandeld, maar eiser was niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat het verlengingsbesluit van 10 december 2022 geen rechtsgevolg heeft, omdat de maatregel van bewaring al eerder onrechtmatig was verklaard. Hierdoor verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om over het verlengingsbesluit te oordelen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk voor zover het het verlengingsbesluit betreft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25390
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V Nummer]

(gemachtigde: mr. J. Hemelaar),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Bij besluit van 10 december 2022 heeft verweerder onder meer de maatregel van bewaring op grond van het bepaalde in artikel 59b, eerste lid en onder c, van de Vw met ten hoogste drie maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld en verzocht om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Verweerder heeft op 12 december 2022 de maatregel van bewaring opgeheven nadat deze rechtbank en zittingsplaats op die datum een beroep tegen het voortduren van de maatregel van 4 november 2022 gegrond heeft verklaard en de onmiddellijke invrijheidsstelling van eiser heeft gelast1.
Bij bericht van 16 december 2022 heeft eiser het verzoek om schadevergoeding ingetrokken en het beroep voor het overige gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1 Uitspraak van 12 december 2022, kenmerk NL22.24032

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 12 december 2022 (in de zaak NL22.24032) volgt dat de maatregel van bewaring in de periode 6 december 2022 tot en met 12 december 2022 onrechtmatig was. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel bevolen per
12 december 2022.
2. Uit het beroep en de ingediende gronden begrijpt de rechtbank dat eiser de periode na de verlenging van de maatregel op 10 december 2022 tot aan de opheffing daarvan op
12 december 2022 door de rechtbank beoordeeld wenst te zien. Het verlengingsbesluit heeft evenwel geen rechtsgevolg, omdat de maatregel van bewaring al met ingang van
6 december 2022 onrechtmatig is geoordeeld. Hieruit vloeit voort dat eiser met zijn huidige beroep tegen het verlengingsbesluit van 10 december 2022 niet méér kan bereiken dan datgene wat de rechtbank al heeft geoordeeld.
3. Gelet hierop is het verlengingsbesluit van 10 december 2022 geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, of een daarmee gelijk te stellen besluit of handeling. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
27 december 2022

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: