ECLI:NL:RBDHA:2022:15555
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL22.19937 en NL22.19939. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S.R. Nohar, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. E. van Hoof, heeft de aanvragen van de verzoekers niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen.
De verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 25 oktober 2022 behandeld, maar de verzoekers zijn niet verschenen, terwijl de verweerder wel vertegenwoordigd was. In de uitspraak van dezelfde dag in de zaken NL22.19936 en NL22.19938 heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er al een uitspraak is gedaan op de beroepen van de verzoekers. Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is op 28 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.