ECLI:NL:RBDHA:2022:15539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
NL22.12896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding proceskosten na niet tijdig beslissen op aanvraag in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vergoeding van proceskosten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T. der Bedrosian, had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten, nadat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 7 juli 2022 in beroep is gegaan, omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 21 september 2022 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de eiser zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in overweging genomen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. De verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten tot een bedrag van € 379,50 te vergoeden, waarbij hij uitgaat van een wegingsfactor “licht”, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, de eiser recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Uiteindelijk is er een vergoeding van € 379,50 toegekend, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.12896
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V Nummer]
(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoeker is op 7 juli 2022 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 21 september 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven dat hij bereid is om de proceskosten tot een bedrag van € 379,50 te vergoeden. Verweerder gaat daarbij uit van wegingsfactor “licht” aangezien het beroep enkel ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep was gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoeker een
professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen.
6. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
B.L. Duteweert, griffier
.
20 oktober 2022
Afschrift verzonden aan partijen op:

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.