ECLI:NL:RBDHA:2022:15509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL22.17853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eisers gegrond verklaard. Eisers, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, hebben beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen op 14 januari 2022 zijn ingediend en dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat er geen verzoek om een zitting is gedaan, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder zitting.

De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan na een ingebrekestelling. In dit geval hebben eisers verweerder op 15 augustus 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvragen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder de proceskosten van eisers moet vergoeden tot een bedrag van € 379,50 en het griffierecht van € 184,- moet betalen. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en is openbaar gemaakt op 29 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.17853
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] , [eiser 6], eisers
V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] en
[V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvragen tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: aanvragen).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eisers ontvankelijk en gegrond?
3. Het bestuursorgaan beslist op een aanvraag binnen 90 dagen.3 De aanvragen zijn bij verweerder ingediend op 14 januari 2022. Verweerder heeft eisers op 3 februari 2022 schriftelijk laten weten dat de aanvragen zijn ontvangen en dat de beslistermijn is
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Op grond van artikel 2u van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
aangevangen op 27 januari 2022. Verweerder heeft daarna de beslistermijn verlengd met drie maanden.4 De rechtbank stelt vast dat de (verlengde) beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eisers verweerder op 15 augustus 2022, bij verweerder ontvangen op 16 augustus 2022, in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
4. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die er voor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.5
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder heeft niet gereageerd op het beroepschrift van eisers. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen.6
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. In overeenstemming met het beleid voor vreemdelingenzaken, dat door het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht per 25 maart 2020 is gewijzigd, wordt het maximum bepaald op
€ 7.500,-. Omdat de aanvragen ten behoeve van eisers gelijktijdig is gedaan en zij gezinsleden zijn, brengt een redelijke wetstoepassing met zich dat de zaken van eisers in dit geval worden beschouwd als samenhangende zaken en één dwangsom wordt toegekend voor hen gezamenlijk.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).
9. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in een zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb).
10. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eisers betalen.
4 Op grond van artikel 2u van de Vw.
5 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 379,50;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- dat eisers hebben betaald, moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
B.L. Duteweert, griffier.
29 november 2022
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.