ECLI:NL:RBDHA:2022:15505

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL22.7576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige wegens gebrekkig ondernemingsplan en niet overleggen Antecedentenverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Turkse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd met als doel 'arbeid als zelfstandige'. Deze aanvraag werd op 9 maart 2022 door de Staatssecretaris afgewezen, omdat eiser geen machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) had en er geen aanleiding was om hiervan vrijgesteld te worden. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 25 april 2022 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser niet ter zitting verscheen. Eiser stelde dat hij niet verplicht was om intentieverklaringen en overeenkomsten van opdracht te overleggen, omdat hij geen freelancer was. Hij voerde aan dat zijn onderneming sinds 2015 levensvatbaar was en dat de Minister van Economische Zaken zou moeten adviseren over het wezenlijk Nederlands belang van zijn onderneming. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat hij voldeed aan de documentatievereisten en dat zijn ondernemingsplan summier en onvoldoende onderbouwd was.

De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor de gevraagde vergunning, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.7576
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 9 maart 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd met als doel ‘arbeid als zelfstandige’ voor de onderneming ‘ [onderneming] ’ afgewezen.
In het besluit van 25 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek om een voorlopige voorziening NL22.4020, op 8 augustus 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [1985] . Eiser heeft sinds 2015 meerdere aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd met als doel ‘arbeid als zelfstandige’. Eiser heeft sinds 2015 een bakkerij en heeft sinds september 2021 de onderneming ‘ [onderneming] ”.
2. Verweerder heeft de aanvraag van 17 december 2021 (het primaire besluit) afgewezen en het daartegen ingestelde bezwaar op 25 april 2022 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Verweerder legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat eiser geen machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) heeft en er geen aanleiding is om eiser hiervan vrij
te stellen. Eiser voldoet volgens verweerder niet aan de voorwaarden van de gevraagde verblijfsvergunning. Zo heeft eiser geen ingevulde en ondertekende ‘Bijlage Antecentendenverklaring’ overgelegd. Verder is het overgelegde ondernemingsplan summier, algemeen en onvoldoende onderbouwd. Eiser heeft geen nieuw ondernemingsplan overgelegd waarin de gebreken zijn hersteld. Ook heeft eiser de ontbrekende stukken die zijn genoemd in het primaire besluit niet overgelegd.
Beroepsgronden
3. Eiser stelt dat hij niet verplicht is om intentieverklaringen en overeenkomsten van opdracht te overleggen, want hij is geen freelancer. Verder voert eiser aan dat hij sinds 2015 de onderneming exploiteert en deze dus levensvatbaar is. De Minister van Economische Zaken kan volgens eiser dan ook adviseren of zijn onderneming het wezenlijk Nederlands belang dient. Ook voert eiser aan dat verweerder onhaalbare documentatievereisten stelt.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat eiser niet weerspreekt dat hij geen ingevulde en ondertekende 'Bijlage Antecedentenverklaring’ heeft overgelegd. Ook weerspreekt eiser niet dat het overgelegde ondernemingsplan summier, algemeen en onvoldoende onderbouwd is. Eiser voert enkel aan dat hij niet verplicht is om intentieverklaringen en overeenkomsten van opdracht te overleggen, omdat hij geen freelancer is. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt. Uit Bijlage 8aa van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) blijkt immers dat verweerder deze stukken niet enkel van freelancers vraagt.
5. Dat de onderneming die eiser in 2021 heeft overgenomen kennelijk al sinds 2015 bestaat en daaruit zou blijken dat het levensvatbaar is, betekent niet dat verweerder gehouden was om de aanvraag ter advisering door te sturen naar de Minister van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK). De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat eiser zijn aanvraag onvoldoende heeft onderbouwd, omdat eiser de stukken die verweerder in het primaire besluit en het bestreden besluit heeft opgesomd niet heeft overgelegd. Verweerder was daarom niet gehouden om de aanvraag ter advisering door te sturen naar de Minister van EZK.
6. De stelling van eiser dat verweerder onhaalbare documentatievereisten stelt, is niet nader gespecifieerd. Eiser is niet ter zitting verschenen om een nadere toelichting op deze stelling te geven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende onderbouwd dat verweerder onhaalbare documentatievereisten stelt.
Conclusie en gevolgen
7. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat hij niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser voldoet immers niet aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.