ECLI:NL:RBDHA:2022:15505
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige wegens gebrekkig ondernemingsplan en niet overleggen Antecedentenverklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Turkse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd met als doel 'arbeid als zelfstandige'. Deze aanvraag werd op 9 maart 2022 door de Staatssecretaris afgewezen, omdat eiser geen machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) had en er geen aanleiding was om hiervan vrijgesteld te worden. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 25 april 2022 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser niet ter zitting verscheen. Eiser stelde dat hij niet verplicht was om intentieverklaringen en overeenkomsten van opdracht te overleggen, omdat hij geen freelancer was. Hij voerde aan dat zijn onderneming sinds 2015 levensvatbaar was en dat de Minister van Economische Zaken zou moeten adviseren over het wezenlijk Nederlands belang van zijn onderneming. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat hij voldeed aan de documentatievereisten en dat zijn ondernemingsplan summier en onvoldoende onderbouwd was.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor de gevraagde vergunning, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 augustus 2022.