ECLI:NL:RBDHA:2022:15503
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse nationaliteit houder, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd met als doel 'arbeid als zelfstandige' voor zijn onderneming. Het primaire besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 9 maart 2022, wees deze aanvraag af. Het bezwaar van verzoeker tegen dit besluit werd op 25 april 2022 ongegrond verklaard, waarna verzoeker beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 augustus 2022 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. In de overwegingen van de uitspraak werd opgemerkt dat verzoeker geboren is in 1985 en dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in de beroepszaak met nummer NL22.7576, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum, 9 augustus 2022, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.