ECLI:NL:RBDHA:2022:15484
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens tijdige beslissing door verweerder
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T. Thissen, had in juni 2022 beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 23 augustus 2022 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en de wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.