In deze zaak heeft eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 25 januari 2022 is ingediend en dat verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 28 juli 2022 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND niet van toepassing is op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd, waardoor de mogelijkheid om een dwangsom op te leggen weer van kracht is.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van mr. O.G. Hulsman, griffier, en is openbaar gemaakt op 29 december 2022. Eiser heeft geen proceskostenvergoeding gevraagd. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van een tijdige afhandeling van asielaanvragen.