ECLI:NL:RBDHA:2022:15456

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Poolse eiser. De eiser had op 16 december 2020 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 27 december 2022 was eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist door eiser, die aanvoerde dat hij niet detentiegeschikt is vanwege zijn medische gesteldheid. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zijn stelling niet had onderbouwd met medische stukken en dat zijn verklaring niet volstond. Bovendien bleek uit zijn contacten met de medische dienst van het detentiecentrum geen indicatie voor detentieongeschiktheid. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier E. Mulder, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25861
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Alam-Khan),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 27 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. H. Mermer, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.A. Wasewicz. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Poolse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996.
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze gronden de maatregel van bewaring dragen.
Detentieongeschiktheid
4. Eiser stelt dat hij niet detentiegeschikt is wegens zijn medische gesteldheid. Eiser is verslaafd en is fysiek en mentaal niet in staat om in detentie te verblijven.
5. De rechtbank oordeelt dat eiser zijn beroepsgrond niet nader heeft onderbouwd met medische stukken. Zijn enkele verklaring over zijn medische situatie volstaat in dit verband niet. Daar komt bij dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij (vrijwel) dagelijks in contact staat met de medische dienst van het detentiecentrum waar hij verblijft. Uit deze contacten zijn vooralsnog geen indicaties gekomen die erop zouden kunnen duiden dat eiser detentieongeschikt is. De beroepsgrond faalt.
Ambtshalve toetsing
6. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is1 niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.