Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Syrische eiser. De eiser, die op 28 november 2022 in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 december 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring is opgelegd vanwege het belang van de openbare orde, aangezien de noodzakelijke documenten voor de terugkeer van de eiser naar Bulgarije voorhanden zijn of binnenkort beschikbaar zullen zijn. De eiser heeft aangevoerd dat hij niet binnen korte termijn kan worden uitgezet, maar de rechtbank oordeelt dat het indienen van hoger beroep tegen een eerdere uitspraak geen schorsende werking heeft. Dit betekent dat de eiser de uitspraak op het hoger beroep niet in Nederland mag afwachten, wat de mogelijkheid van uitzetting openlaat.
Daarnaast heeft de eiser betoogd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring. De rechtbank concludeert echter dat verweerder voldoende gelegenheid heeft gegeven om omstandigheden voor een lichter middel naar voren te brengen en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.