ECLI:NL:RBDHA:2022:15442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL22.24172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser was op 24 november 2022 in bewaring gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou belemmeren. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 24 november 2022 is opgeheven, maar dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode dat hij in bewaring heeft gezeten.

De rechtbank heeft overwogen dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd zijn en dat eiser deze gronden niet heeft betwist. Eiser voerde aan dat verweerder had kunnen volstaan met een lichter middel, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet het geval was. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24172
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 24 november 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1980.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Bewaringsgronden
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat het risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontweek of belemmerde. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. Deze gronden zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd en kunnen de maatregel van bewaring dragen.
Lichter middel
5. Eiser voert aan dat verweerder had kunnen volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser is namelijk op 30 november 2022 daadwerkelijk met het vliegtuig naar Marokko gereisd.
6. Ter zitting heeft verweerder uitgelegd waarom eiser in bewaring is gesteld. Uit deze toelichting blijkt dat ruim vóór zijn uiteindelijke inbewaringstelling met eiser was afgesproken dat zijn paspoort en een vliegticket op 24 november 2022 om 20.00 uur naar het politiebureau zouden worden gebracht door de neef van eiser. Dit is echter niet gebeurd. Nadat om 20.10 uur telefonisch contact had plaatsgevonden met de neef van eiser bleef onduidelijk of het paspoort en het vliegticket wel of niet gebracht zouden worden. Onder andere omdat de maximale termijn voor ophouding dreigde te verstrijken, is er toen voor gekozen om eiser in bewaring te stellen. Uiteindelijk zijn het paspoort en vliegticket op 24 november 2022 voor 21.00 uur gebracht en is opnieuw een belangenafweging gemaakt. De maatregel van bewaring is vervolgens om 21.02 uur opgeheven.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met deze uitleg en de motivering ten aanzien van het lichter middel in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom niet is volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Daarbij komt dat de maatregel niet langer heeft geduurd dan strikt noodzakelijk: verweerder heeft de maatregel opgeheven binnen 10 minuten nadat eisers paspoort en vliegticket waren gebracht. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Ambtshalve toetsing
8. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is1 niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.