ECLI:NL:RBDHA:2022:15437
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser van Russische nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. Op 30 september 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar de eiser trok zijn beroep in op 23 november 2022 en verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat partijen geen zitting hebben aangevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Aangezien verweerder inmiddels een besluit heeft genomen, is de rechtbank van mening dat er geen verdere verplichtingen voor verweerder zijn. De eiser heeft zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 379,50, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op basis van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij een wegingsfactor van 'licht' is toegepast. De rechtbank heeft de kosten van eiser vastgesteld op € 379,50, en er zijn geen andere kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door rechter S.G.M. van Veen en griffier L.L. Hol, en is openbaar gemaakt op 19 december 2022.