Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser van Guyaanse nationaliteit. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de maatregel van bewaring onrechtmatig was en of de eiser recht heeft op schadevergoeding. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.I. Vennik, stelde dat de bewaring onterecht was opgelegd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn langdurige verblijf in Nederland en zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring, zoals het risico op onttrekking aan toezicht, voldoende waren onderbouwd en dat er geen aparte belangenafweging nodig was. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van de eiser, maar bevestigt ook dat de bestaande gronden voor bewaring voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.