ECLI:NL:RBDHA:2022:15433

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL22.1842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Oukil, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 had afgewezen. Tijdens de zitting op 15 juni 2022 is verzoekster verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, heeft ter zitting toegelicht dat een eerder bericht van 19 april 2022 abusievelijk niet in het digitale dossier was opgenomen, maar kort voor de zitting alsnog was geüpload. In dit bericht gaf de verweerder aan zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek van verzoekster, wat betekende dat er geen uitzetting zou plaatsvinden totdat er een beslissing op het bezwaarschrift zou zijn genomen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen geschil meer was over de uitzetting van verzoekster en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Tevens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden en dat de verweerder in de proceskosten van verzoekster moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.518,00. De voorzieningenrechter heeft de beslissing uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op 29 juni 2022, waarbij is bepaald dat de verweerder verzoekster niet mag uitzetten totdat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.1842
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Oukil),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

In het besluit van 14 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juni 2022 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Mahet. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat zijn bericht van 19 april 2022, abusievelijk niet is opgenomen in het digitale dossier. Verweerder heeft dit kort voor de zitting alsnog geüpload in het digitale dossier. In dit bericht heeft verweerder medegedeeld dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van hetgeen verzoekster heeft verzocht. Dat betekent dat verweerder verzoekster niet zal uitzetten, totdat verweerder een beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift.
3. Uit het voorgaande volgt dat tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoekster moet worden afgezien. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De
voorzieningenrechter verbiedt verweerder om verzoekster uit te zetten, tot verweerder de beslissing op het bezwaar aan verzoekster bekend heeft gemaakt.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder om verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat op het bezwaarschrift is beslist;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.