ECLI:NL:RBDHA:2022:15432

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL22.1661
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling wegens gevaar voor openbare orde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met het verblijfsdoel medische behandeling. Eiser, een Somalische man, had op 1 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'medische behandeling', omdat hij diabetes heeft en hiervoor in Nederland behandeld wordt. De aanvraag werd echter afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormt vanwege een eerdere veroordeling tot een gevangenisstraf van acht jaar.

Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij sinds maart 2021 niet meer gerecidiveerd heeft en dat er geen actuele dreiging voor de openbare orde is. De rechtbank overwoog dat Nederland het meest aangewezen land is voor de medische behandeling van eiser, maar dat de Staatssecretaris op basis van het beleid in de vreemdelingencirculaire de aanvraag mocht afwijzen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet verplicht was om een individuele belangenafweging te maken, gezien de eerdere veroordeling van eiser.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het bestreden besluit bleef in stand. Eiser had geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om af te wijken van het beleid van de Staatssecretaris. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 12 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.1661
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. L. Sinoo), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

In het besluit van 15 november 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier ‘medische behandeling’ afgewezen.
In het besluit van 6 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening NL22.1659 op 15 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Mahet. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen.
2. Eiser heeft de Somalische nationaliteit en is geboren op [1986] .
Eiser is tot en met 15 september 2016 in het bezit geweest van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze vergunning bij besluit van 6 oktober 2020 met terugwerkende kracht per 8 maart 2013 ingetrokken omdat eiser volgens verweerder een gevaar voor de openbare orde vormt vanwege een veroordeling voor een door hem gepleegd
misdrijf. Eiser is onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.1
3. Eiser heeft op 1 september 2021 een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘medische behandeling’. Eiser heeft onder meer diabetes. Voor deze aandoening wordt hij in Nederland behandeld.
4. Verweerder stelt dat eiser volgens het BMA advies voldoet aan het verblijfsdoel “medische behandeling”. In het primaire besluit heeft verweerder echter de aanvraag afgewezen omdat hij van mening is dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde. Verweerder heeft eiser wel ambtshalve uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) verleend van 1 september 2021 tot 1 september 2022 omdat onduidelijk is of de noodzakelijke medische behandeling in Somalië beschikbaar is. In het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij geen actueel gevaar is voor de openbare orde omdat hij sinds maart 2021 niet meer gerecidiveerd heeft. Ter zitting heeft eiser
verduidelijkt dat hij in dit verband geen beroep doet op het Unierechtelijke openbare orde- begrip. Hij wijst er ook op dat de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (ABRvS) zich nog niet heeft uitgelaten over de intrekking van zijn verblijfsvergunning en dat daarom nog niet in rechte vaststaat dat hij een actueel gevaar vormt voor de openbare orde. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt. Tot slot voert eiser aan dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.
Individuele belangenafweging / Actueel gevaar voor de openbare orde
6. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat Nederland voor eiser het meest aangewezen land is voor het ondergaan van een medische behandeling. Voorts overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 16 van de Vreemdelingenwet (Vw) en artikel 3.77 van de het Vreemdelingenbesluit (Vb) wordt weliswaar het woord “kan” gebruikt maar verweerder heeft zijn beleidsvrijheid uitgewerkt in paragraaf B1/4.4 van de
vreemdelingencirculaire (Vc). Op grond van dit beleid wijst verweerder de aanvraag af als de vreemdeling wegens een misdrijf is veroordeeld en een strafbeschikking, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd. Eiser is onherroepelijk veroordeeld voor een misdrijf en hem is hiervoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (van acht jaren) opgelegd. Op grond van het beleid zoals hiervoor uiteengezet is verweerder dan ook niet gehouden om een individuele belangenafweging te maken. Of eiser een actueel gevaar vormt is in de beoordeling of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning medische behandeling dan ook niet van belang. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat niet ter zake doet dat eiser sinds maart 2021 niet heeft gerecidiveerd of dat de ABRvS nog geen uitspraak heeft gedaan in het door hem ingestelde hoger beroep. Verder heeft eiser geen belangen naar voren gebracht waar verweerder rekening mee had moeten houden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen.
Afzien van horen in de bezwaarfase
8. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een
andersluidend besluit.2 Gelet op de motivering van het primaire besluit en op wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd, heeft verweerder van het horen van eiser in bezwaar mogen afzien. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 juli 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.