ECLI:NL:RBDHA:2022:15425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL21.19875
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Tsjetsjeense vreemdeling op basis van geloofwaardigheid en nieuw asielmotief

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tsjetsjeense vreemdeling. De eiser, die de Russische nationaliteit heeft, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de vrees van de eiser voor vervolging door de Tsjetsjeense autoriteiten niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een aantal aanhoudingen van de zitting, waarbij de eiser niet aanwezig was vanwege vervoersproblemen en later om redenen van informatievoorziening aan de Tweede Kamer. Tijdens de zitting op 21 juli 2022 was de eiser wel aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in het verleden is aangehouden door de Russische autoriteiten en dat hij zich kritisch heeft uitgelaten over de Tsjetsjeense autoriteiten via sociale media. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij in de negatieve aandacht staat bij de autoriteiten en dat hij behoort tot de risicogroep van politieke activisten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het nieuwe asielmotief, dat de eiser ter zitting naar voren bracht, niet kan worden meegenomen in de beoordeling omdat dit pas na het bestreden besluit is ingediend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag van de eiser terecht is afgewezen als ongegrond, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.19875
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Loth), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is toen niet verschenen vanwege vervoersproblemen. Zijn gemachtigde heeft verzocht om aanhouding. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen.
Aanvankelijk zou de behandeling ter zitting op 11 mei 2022 worden hervat. Verweerder heeft de rechtbank op 10 mei 2022 verzocht om de behandeling op zitting met vier weken aan te houden, omdat hij de Tweede Kamer op korte termijn zou informeren over het beslissen op asielverzoeken van vreemdelingen met de Russische nationaliteit. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen.
De rechtbank heeft op 21 juli 2022 het beroep op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Bulegenova. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Russische nationaliteit en is geboren op [1992] . Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij voor de Tsjetsjeense autoriteiten vreest. In 2017 kwam eiser vanuit Polen en is hij in Tsjetsjenië aangehouden door de RUVD, omdat
hij geen snor droeg. Op het politiebureau is hij hardhandig verhoord. Ook werden op zijn telefoon kritische afbeeldingen ontdekt over onder andere de waarnemend president van Tsjetsjenië, Kadyrov. Eiser is vrijgelaten, maar is op een lijst gezet en moest zich wekelijks melden. Drie of vier weken later is eiser door de GBR aangehouden, omdat hij zich niet kon identificeren. Op het politiebureau werd eiser beschuldigd van het stelen van drie of vier geldautomaten en werd hij tijdens de ondervraging geslagen. Daarna is eiser vrijgelaten.
Eiser is na deze incidenten naar Moskou vertrokken, waar hij als Tsjetsjeen regelmatig werd gediscrimineerd. Verder heeft eiser zich via Instagram kritisch geuit over Kadyrov. Hij is/wordt daarom bedreigd. Eén keer zijn mensen bij zijn oom langs geweest en hebben ze gezegd dat eiser ‘zijn mond moest houden’.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
3. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
4. Aanhouding door RUVD na terugkeer uit Polen;
5. Aanhouding door GBR en beschuldiging van het stelen van geldautomaten;
6. Discriminatie in Moskou; en
7. Kritische uitingen via social media/ politiek activist.
Verweerder acht elementen 1 tot en met 4 geloofwaardig. Verweerder acht evenwel ongeloofwaardig dat eiser kritische uitingen op social media heeft geplaats over Kadyrov en daardoor problemen heeft ondervonden.
Nieuw asielmotief
3. Eiser heeft ter zitting gesteld dat hij een dienstweigeraar is en dat hij daarom onder het besluit- en vertrekmoratorium voor Russische dienstplichtigen valt. Eiser heeft dit motief niet eerder naar voren gebracht. Om die reden heeft verweerder dit motief niet bij de besluitvorming betrokken. De rechtbank dient haar oordeel ook te baseren op basis van de feiten en omstandigheden zoals deze na het bestreden besluit bekend zijn geworden. Een asielmotief dat voor het eerst in beroep wordt aangevoerd, kan in beginsel bij de beoordeling van het beroep worden betrokken, mits het tijdig is ingediend, voldoende concreet is en de afdoening van de zaak daardoor niet onredelijk wordt vertraagd.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder al op 29 juni 2022 een besluit- en vertrekmoratorium heeft aangekondigd voor Russische dienstweigeraars en deserteurs. Er is voor eiser geen aanleiding geweest om pas ter zitting een beroep te doen op dit besluit- en vertrekmoratorium. De rechtbank is van oordeel dat de procedure ontoelaatbaar zal worden vertraagd als dit motief nu nog in deze procedure wordt meegenomen. Het nieuwe asielmotief wordt daarom niet bij de beoordeling betrokken. Desgewenst kan eiser een nieuwe asielaanvraag indienen.
Integrale geloofwaardigheidsbeoordeling
5. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig en ondeugdelijk gemotiveerd is, omdat verweerder de geloofwaardig bevonden elementen 2 en 3 niet kenbaar in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft betrokken.
1. IB 2022/57 Besluit- en vertrekmoratorium Russische dienstplichtigen (dienstweigeraars en deserteurs).
2 Artikel 83, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3 Artikel 83, derde lid, van de Vw. Zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2073.
6. Voor zover eiser betoogt dat verweerder de geloofwaardig geachte elementen 2 en 3 had moeten betrekken in de beoordeling van element 5, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat een causaal verband tussen deze elementen niet aannemelijk is gemaakt. Verweerder heeft er op mogen wijzen dat eiser meermaals heeft verklaard dat hij door de RUVD is aangehouden omdat hij een onjuiste baard had. Eiser heeft verklaard dat hij door de GBR is aangehouden, omdat hij zich niet kon legitimeren. Verweerder heeft daarom mogen vinden dat niet aannemelijk is dat eiser is aangehouden vanwege kritische uitingen via social media. De rechtbank oordeelt dat verweerder conform het toetsingskader de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft toegepast.
Vrees bij terugkeer
7. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest om naar Tsjetsjenië terug te moeten keren. Volgens eiser worden de Tsjetsjeense autoriteiten door de Russische autoriteiten geïnformeerd over zijn terugkeer en loopt hij dan risico om in de gaten te worden gehouden. Eiser heeft in dit verband gewezen op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 1 april 2022. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij als politiek activist moet worden beschouwd. Dat blijkt volgens eiser bijvoorbeeld uit de gevolgen die zijn oom heeft ondervonden en uit elementen 2 en 3. Eiser heeft ook gewezen op de overgelegde stukken en het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over Rusland van april 2021. Eiser heeft aangekondigd dat hij meer stukken zal overleggen, waaruit blijkt dat hij kritiek op de autoriteiten heeft geleverd.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet tot de risicogroep ‘politieke activisten’ behoort. Hiertoe heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij heeft verklaard geen problemen te hebben ondervonden als gevolg van een politieke overtuiging. Daar komt bij dat de Instagramposts die eiser heeft geplaatst qua aantal en omvang beperkt zijn. Uit de overgelegde stukken blijkt ook niet hoe groot het bereik van die posts is. Eiser heeft namelijk een gesloten Instagram account. Ondanks zijn aankondiging in het aanvullende beroepschrift, heeft eiser geen nadere stukken overgelegd. Verweerder heeft mogen vinden dat uit de stukken die eiser wél al eerder had overgelegd niet blijkt dat hij bekend staat bij de autoriteiten en evenmin dat hij in de negatieve aandacht staat of zal komen te staan bij een terugkeer naar Tsjetsjenië. Zoals geoordeeld in rechtsoverweging 6, heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een onderling verband is tussen die twee geloofwaardig bevonden aanhoudingen en de Instagramposts. Voor zover eiser betoogt dat hij in de negatieve aandacht van de Tsjetsjeense autoriteiten zal komen te staan omdat hij vanuit Nederland terugkeert, oordeelt de rechtbank dat eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Niet is gebleken dat de enkele terugkeer naar Rusland/Tsjetsjenië voor eiser een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM9. De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 1 april 2022 is niet vergelijkbaar met de zaak van eiser. In het geval van eiser ligt de bewijslast bij hem om aannemelijk te maken dat hij door
4 Zie pagina 5 nader gehoor op 23 november 2020 en pagina’s 8 en 12 van het nader gehoor op 12
augustus 2021.
5 Zie pagina 7 van het nader gehoor op 23 november 2020 en pagina 13 van het nader gehoor op 12 augustus 2021.
6 Zaaknummers NL21.14179 en NL21.14180, nog niet gepubliceerd.
7 Zie pagina 10 van het nader gehoor op 23 november 2020.
8 Zie pagina 18 van het nader gehoor op 12 augustus 2021.
9 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
zijn verblijf in Nederland bij terugkeer naar Tsjetsjenië in de negatieve aandacht komt te staan van de autoriteiten.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Dat leidt ertoe dat eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.