ECLI:NL:RBDHA:2022:15422
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens onredelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser stelde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet binnen de wettelijk gestelde termijn beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet indienen. In dit geval was de beslistermijn van verweerder op 14 februari 2021 verstreken. Eiser heeft pas op 16 mei 2022 een ingebrekestelling gestuurd en het beroep op 14 juni 2022 ingesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep meer dan 15 maanden na de afloop van de beslistermijn is ingediend, wat als onredelijk laat wordt beschouwd.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en mr. L.L. Hol, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 september 2022.