ECLI:NL:RBDHA:2022:15410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
AWB 22/8209 en AWB 22/8210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in asielzoekerszaak met betrekking tot beëindiging opvangvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 december 2022 uitspraak gedaan in een procedure waarbij de verzoeker, een statushouder, in beroep ging tegen de beëindiging van zijn opvangvoorzieningen door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De verzoeker had verzocht om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van zowel het beroep als het verzoek. De rechtbank oordeelde dat de mededeling aan de eiser dat de opvangvoorzieningen per direct zijn beëindigd, geen besluit is, maar een gevolg van rechtswege. Dit betekent dat de opvang automatisch eindigt wanneer de asielzoeker zich niet tijdig meldt bij het COA, zoals vereist in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva). De eiser had zich drie keer niet gemeld, wat leidde tot de beëindiging van de opvang. De rechtbank concludeerde dat er enkel sprake was van een kennisgeving van een reeds ingetreden rechtsgevolg, en dat de rechter dus niet bevoegd was om het beroep of het verzoek om voorlopige voorziening te behandelen. De uitspraak werd gedaan door voorzieningenrechter mr. J.A. Schuman, met mr. S. Westerhof als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22 / 8209 en AWB 22 / 8210
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 24 december 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker/eiser (hierna: eiser)

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), verweerder

(gemachtigde: mr. I.A. van der Valk – in ’t Veen).

Procesverloop

Aan eiser is mondeling meegedeeld dat de opvangvoorzieningen per direct zijn beëindigd.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben over en weer hun standpunten toegelicht.
Het houden van een zitting is achterwege gelaten. [1]

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep.
De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek.

Overwegingen

1. In artikel 12, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva) staat dat de asielzoeker aan wie een verblijfsvergunning is verleend, en die in afwachting is van het betrekken van woonruimte in de gemeente, verstrekkingen krijgt aangeboden als het COA hiermee instemt. In het tweede lid staat dat de asielzoeker zich iedere twee weken bij het COA moet melden en de in het eerste lid bedoelde instemming moet hebben verkregen. Als geen instemming is verkregen eindigt de opvang zoals staat in artikel 7, eerste lid, onderdeel l, van de Rva.
2. Het is niet in geschil dat eiser zich drie keer achter elkaar niet heeft gemeld bij verweerder op de daarvoor aangewezen dagen en tijdstippen (namelijk op 6 december, 13 december en 20 december 2022). Gelet op de hiervoor aangehaalde bepalingen eindigen de opvangvoorzieningen dan van rechtswege. Dat eiser redenen noemt waarom hij zich niet heeft gemeld (zo was hij op bezoek bij een vriend en was hij twee keer verhinderd om zich te melden vanwege zijn werk), betekent niet dat hij zich niet hoeft te melden. Dat hij zich niet op tijd heeft gemeld, komt voor zijn rekening.
3. Zoals verweerder heeft gesteld, is er dan ook alleen maar sprake van een kennisgeving en uitvoering van een al ingetreden rechtsgevolg. De mondelinge mededeling is om die reden geen besluit, of een feitelijke handeling die moet worden gelijkgesteld met een besluit.
4. De rechtbank en voorzieningenrechter zijn daarom kennelijk onbevoegd om van het beroep en het verzoek kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier, op 24 december 2022.
De rechter is verhinderd het
proces-verbaal te ondertekenen
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak over het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Tegen de uitspraak over de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.