Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Franse nationaliteit. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.L. Sarin, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 27 oktober 2022 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 7 november 2022 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. A.M.H. van de Wal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de maatregel van bewaring had opgelegd vanwege het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou beletten. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de niet betwiste zware gronden en de lichte gronden voldoende waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 november 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.