ECLI:NL:RBDHA:2022:15407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
NL22.22100 en NL22.22123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en bewaring van een vreemdeling met een verblijfsvergunning in Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.22100 en NL22.22123, waarbij de rechtbank zich boog over de rechtsgeldigheid van een terugkeerbesluit en de daaropvolgende maatregel van bewaring tegen een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had een terugkeerbesluit ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat hij niet kon onderbouwen dat hij de EU had verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 21 juli 2022 een bevel tot onmiddellijke terugkeer naar Spanje had gekregen, maar dat hij niet kon aantonen dat hij daadwerkelijk naar Spanje was teruggekeerd. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorwaarden voor verblijf in Nederland, vooral wanneer zij een terugkeerbesluit hebben ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.22100 en NL22.22123
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Op diezelfde dag heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd (bestreden besluit 2).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 2 moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Gharbaoui. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995.
Het beroep tegen bestreden besluit 1
2. Eiser stelt dat er sprake is van strijd met artikel 6, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn. Daaruit volgt namelijk dat er geen terugkeerbesluit uitgevaardigd mag worden tegen een alhier verblijvende onderdaan van een derde land die in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning van een lidstaat. De vreemdeling moet dan een aanwijzing krijgen tot onmiddellijke terugkeer naar de lidstaat waarin hij een verblijfsrecht heeft. Die aanwijzing tot onmiddellijke terugkeer is op 21 juli 2022 aan eiser opgelegd. Eiser moest terugkeren naar Spanje, daar heeft hij aan voldaan. Eiser mag volgens geldend Europees recht 90 dagen binnen een periode van 180 dagen in alle landen van het Schengengebied
verblijven. Inmiddels is er een nieuwe periode van 180 dagen ingetreden waarbinnen eiser opnieuw maximaal 90 dagen in de landen van het Schengengebied mag zijn. Dat eiser nu in Nederland is, is dus niet in strijd met het Europees recht. Als verweerder meent dat eiser niet voldoet aan de vereisten voor verblijf in Nederland op basis van zijn verblijfsvergunning in Spanje, moet eiser gelast worden onmiddellijk terug te keren naar Spanje.
3. De rechtbank oordeelt als volgt. In het gehoor voor inbewaringstelling van 26 oktober 2022 staat het volgende:
‘V: Bent u na 21 juli 2022 weer teruggekeerd naar Spanje?
A: Ik ben inderdaad teruggekeerd. Ik heb een maand in Spanje gezeten. Vervolgens ben ik naar Italië gegaan en ben ik een maand in Italië geweest. Vervolgens ben ik naar Duitsland gegaan, dat is drie maanden. Er is mij ook gezegd dat ik drie maanden weg moest blijven.’
Eiser stelt dat hij is teruggekeerd naar Spanje, maar kan dit volgens verweerder op geen enkele wijze onderbouwen. Als in het gehoor verder gevraagd wordt naar het adres van eiser in Spanje, zegt hij dat hij alleen een oud adres kan doorgeven en dat hij nu eigenlijk geen adres meer heeft in Spanje waar hij naartoe kan gaan. Het enige land waar hij nog een adres heeft om naartoe te gaan is Italië. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat uit de enkele stelling van eiser dat hij voor een maand is teruggekeerd naar Spanje, maar daar geen adres meer heeft, niet kan worden afgeleid dat hij daadwerkelijk is teruggekeerd.
Hierdoor heeft verweerder op de juiste manier gehandeld door eiser een terugkeerbesluit op te leggen. In het bevel om zich onmiddellijk te begeven naar het grondgebied van Spanje van 21 juli 2022 staat namelijk, overeenkomstig artikel 62a, derde lid, Vw, dat als dit bevel niet wordt nageleefd het kan leiden tot een uitvaardiging van een terugkeerbesluit. En dat de uitvaardiging van een terugkeerbesluit uiteindelijk kan leiden tot vertrek buiten Nederland en dat van de EU, EER en Zwitserland, waarbij ook een maatregel van bewaring genomen kan worden. Het terugkeerbesluit is daarom terecht opgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
Het beroep tegen bestreden besluit 2
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser alle gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, heeft betwist. Ten aanzien van de zware grond onder 3a voert eiser aan dat hij een identiteitsbewijs heeft, dat had hij kunnen tonen. Aangezien hij een verblijfsvergunning heeft in Spanje mag hij Nederland inreizen. Over de zware grond onder 3c voert eiser aan dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State recentelijk nog
heeft geoordeeld dat, als je voldaan hebt aan het terugkeerbesluit en je daarna weer terug bent gekomen naar Nederland, de zware grond onder 3c niet kan worden tegengeworpen. Eiser heeft op 21 juli 2022 een bevel gekregen tot onmiddellijke terugkeer naar Spanje, daar heeft hij uit eigen beweging gevolg aan gegeven.
6. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden onder 3a en 3c feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft zich tijdens zijn strafrechtelijke aanhouding geïdentificeerd met een Marokkaans identiteitsbewijs en een Spaans rijbewijs. Hiermee voldoet eiser niet aan de voorwaarden waaronder hij vrij in de Europese Unie of het Schengengebied mag reizen, omdat het geen geldige reisdocumenten zijn. Verder heeft eiser op 21 juli 2022 een bevel opgelegd gekregen om zich onmiddellijk te begeven naar het grondgebied van Spanje. Gezien hetgeen is besproken onder rechtsoverweging 3 blijkt nergens uit dat eiser daadwerkelijk is vertrokken naar Spanje.
7. De zware gronden onder 3a en 3c zijn al voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring daarom al dragen. Om die reden behoeft hetgeen eiser heeft aangevoerd met betrekking tot de lichte gronden geen bespreking meer. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Over de beroepen
8. De beroepen tegen bestreden besluit 1 en 2 zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen tegen bestreden besluit 1 en 2 ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 november 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.