Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, werd op 30 oktober 2022 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 7 november 2022 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Eiser betwistte de grondslag van zijn ophouding en stelde dat deze op een verkeerde basis was gelegd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de ophouding op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet correct was. Eiser had geen documenten overgelegd die zijn identiteit bevestigden, wat de situatie compliceerde. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris zijn inspanningsverplichting om te voorkomen dat eiser in bewaring werd gesteld, voldoende was nagekomen. Er had tijdig een vertrekgesprek plaatsgevonden, en de rechtbank oordeelde dat de voortvarendheid van de Staatssecretaris in de uitzettingsprocedure ook aan de eisen voldeed.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 november 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.