ECLI:NL:RBDHA:2022:15389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
NL22.20735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Syrische nationaliteit met internationale bescherming in Denemarken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Syrische eiser die internationale bescherming had gekregen in Denemarken. De eiser, geboren in 1996, had op 9 juli 2015 in Denemarken asiel verkregen, wat in 2020 met twee jaar werd verlengd. Na een verblijf van ongeveer twee jaar in Marokko keerde hij in september 2022 terug naar de EU en diende op 13 september 2022 een asielaanvraag in Nederland in. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag op 12 oktober 2022 niet-ontvankelijk, omdat de eiser al een internationale beschermingsstatus in Denemarken had.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen deze beslissing beoordeeld. De eiser betoogde dat zijn status in Denemarken onzeker was, omdat zijn verblijfsvergunning was verlopen en hij twee jaar buiten Denemarken had verbleven. Hij vreesde dat hij bij terugkeer naar Denemarken zou worden uitgezet naar Syrië, vooral gezien zijn strafrechtelijke veroordeling in Denemarken. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet had aangetoond dat zijn verblijfsstatus in Denemarken was beëindigd of ingetrokken. Bovendien was er geen bewijs dat hij bij terugkeer naar Denemarken een reëel risico op indirect refoulement zou lopen.

De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht de asielaanvraag niet-ontvankelijk had verklaard. De eiser had geen overtuigend bewijs geleverd dat zijn medische omstandigheden een belemmering vormden voor terugkeer naar Denemarken. De rechtbank oordeelde dat de gezondheidszorg in Denemarken vergelijkbaar was met die in Nederland en dat de eiser in Denemarken de benodigde medische hulp kon krijgen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.20735
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. I. Mercanoglu),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.E. van Midden)

Inleiding

1. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996. Eiser heeft op
9 juli 2015 in Denemarken internationale bescherming gekregen. Zijn verblijfsstatus aldaar is in 2020 met twee jaar verlengd. Eiser heeft vervolgens een periode van ongeveer twee jaar in Marokko verbleven. In september 2022 is hij vanuit Marokko teruggekeerd naar het grondgebied van de Europese Unie. Op 13 september 2022 heeft hij in Nederland een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit van 12 oktober 2022 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.20736, op
24 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Metry als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

4. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard,1 omdat eiser beschikt over een internationale beschermingsstatus in Denemarken. Dat deze vergunning mogelijk verlopen is, maakt dit volgens verweerder niet anders. Eiser heeft namelijk niet onderbouwd dat de Deense autoriteiten zijn beschermde verblijfsstatus hebben ingetrokken of beëindigd. Het is volgens verweerder niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar
1. op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Denemarken een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM2 of op indirect refoulement. Omdat eiser internationale bescherming in Denemarken heeft, heeft hij een zodanige band met dat land dat het redelijk is dat hij daarnaartoe terugkeert.
Verblijfsstatus in Denemarken
6. Eiser vindt dat verweerder zijn asiel aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege zijn internationale beschermingsstatus in Denemarken. Eiser stelt dat het onzeker is of hij nog een verblijfsstatus heeft in Denemarken. Zijn huidige vergunning is net verlopen en eiser heeft twee jaar buiten Denemarken verbleven. Hierdoor is onduidelijk of hij zijn verblijfsvergunning in Denemarken kan verlengen of dat deze beëindigd dan wel ingetrokken is. Verder stelt eiser dat zijn status in Denemarken bij terugkeer zal worden ingetrokken en dat hij door de Deense autoriteiten zal worden uitgezet naar Syrië. Eiser voert daartoe aan dat hij in Denemarken strafrechtelijk is veroordeeld.
7. Naar het oordeel van de rechtbank faalt de beroepsgrond. Uit het bericht van de Deense autoriteiten van 26 oktober 2022 blijkt dat eiser in ieder geval de komende zes maanden voor ‘readmission’ zal worden toegelaten in Denemarken. Verder geldt dat het verlopen van zijn verblijfstitel in Denemarken er niet toe leidt dat eiser in dat land geen afdwingbare internationale bescherming meer zou hebben. Van belang is daarbij dat eiser niet heeft onderbouwd dat zijn verblijfsstatus in Denemarken is beëindigd of ingetrokken. Nog daargelaten dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij in Denemarken is veroordeeld voor een strafbaar feit, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat een eventuele veroordeling in Denemarken zal leiden tot beëindiging of intrekking van zijn verblijfsstatus. Overigens kan eiser in Denemarken een eventuele intrekking of beëindiging van zijn verblijfsrecht in rechte aanvechten.
Indirect refoulement en gebreken in de Deense asielprocedure
8. Volgens eiser bestaat er een fundamenteel verschil in het Nederlandse en het Deense beschermingsbeleid voor Syriërs. 3 Zo trekt Denemarken de internationale beschermingsstatus van Syriërs uit de regio van Damascus in en lopen zij een risico op uitzetting naar Syrië. Eiser komt uit de regio [geboorteplaats] . Het is daar volgens eiser veiliger en rustiger dan in de regio Damascus. Het ligt dus voor de hand dat hij in Denemarken geen bescherming zal krijgen en dat de Deense autoriteiten Syriërs uit de regio [geboorteplaats] ook zullen uitzetten naar Syrië. Volgens eiser komt hij onder dezelfde omstandigheden in Nederland wel in aanmerking voor bescherming. Eiser stelt hij bij terugkeer naar Denemarken risico loopt op indirect refoulement en dat verweerder niet heeft voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Denemarken een reëel risico loopt op indirect refoulement. Zoals onder 7. is overwogen, is het niet aangetoond dat eiser in Denemarken geen aanspraak meer kan maken op zijn verblijfsstatus. In het eventuele geval dat de Deense autoriteiten hem toch zouden willen uitzetten, dan is niet gebleken dat de Deense autoriteiten ten aanzien van Syriërs uit de regio [geboorteplaats] eenzelfde
22 het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3 Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864.
beleid (gaan) voeren als voor Syriërs uit de regio Damascus. Overigens geldt ook hier weer dat eiser in Denemarken in rechte kan opkomen tegen een eventueel besluit om hem uit te zetten naar Syrië. Verweerder hoefde onder deze omstandigheden geen nader onderzoek te verrichten naar het risico op indirect refoulement naar Syrië bij terugkeer van eiser naar Denemarken.
Medische omstandigheden
10. Verder voert eiser aan dat hij niet terug naar Denemarken kan vanwege medische omstandigheden. Eiser is in Marokko een behandeling gestart bij een psychiater die hem bepaalde medicatie heeft voorgeschreven. Deze medicatie is volgens eiser alleen beschikbaar in Nederland en niet in Denemarken of een ander land in de Europese Unie.
11. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de medische problematiek van eiser ook geen belemmering vormt voor terugkeer naar Denemarken. Er is niet gebleken dat eiser de benodigde medische hulp daar niet kan krijgen. De rechtbank overweegt dat de gezondheidszorg in Denemarken van een vergelijkbaar niveau is als in Nederland. Dat mogelijk het specifieke medicijn dat eiser nu gebruikt in Denemarken niet beschikbaar is, maakt niet dat de hulp in Denemarken inadequaat zou zijn.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.