ECLI:NL:RBDHA:2022:15387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
AWB 22 / 3824
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag van 20 september 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden heeft beslist, zoals voorgeschreven in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft de Staatssecretaris op 6 april 2022 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, die verschuldigd is vanaf 5 april 2022 tot 17 mei 2022. Eiseres heeft recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht van € 184,- en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 11 november 2022 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3824

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.J. Rohlof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 20 september 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 21 september 2021. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder had dus uiterlijk op 21 maart 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft verweerder op 6 april 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. Dat staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
7. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 5 april 2022 tot 17 mei 2022 en bedraagt € 1.442,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.