ECLI:NL:RBDHA:2022:15362
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening asielaanvraag na beslissing op beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.H. Hekman, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 15 november 2022, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, F. Abbaszadeh Charandabi. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. M.F. van der Lubbe. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL22.20257) die verband hield met het beroep van verzoeker. Aangezien er inmiddels op het beroep was beslist, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 november 2022 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.