ECLI:NL:RBDHA:2022:15361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
NL22.20458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een herhaalde asielaanvraag en beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar tweede asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft eerder op 9 maart 2018 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend, die op 17 oktober 2018 door de staatssecretaris werd afgewezen. De staatssecretaris oordeelde dat de door eiseres gestelde vrees voor een mensenhandelaar niet geloofwaardig was. Eiseres diende op 8 september 2020 opnieuw een aanvraag in, die op 22 april 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit werd door de rechtbank in Zwolle op 7 oktober 2021 gegrond verklaard, waarna de staatssecretaris op 4 oktober 2022 een nieuw besluit nam en de aanvraag als kennelijk ongegrond afwees.

De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de inhoud van het dagrapport van de politie niet de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres ondersteunt. De rechtbank wijst erop dat de inhoud van het dagrapport tegenstrijdig is met eerdere verklaringen van eiseres en dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de dreiging van de mensenhandelaar niet serieus is. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de belangen van haar kinderen niet zijn meegewogen, maar de rechtbank concludeert dat deze belangen buiten de reikwijdte van het besluit vallen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd krijgt en geen vergoeding van haar proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar gemaakt op 9 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.20458
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

en haar twee minderjarige kinderen
[minderjarige 1] en [minderjarige 2]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar tweede asielaanvraag. Eiseres heeft eerder, op 9 maart 2018, een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 17 oktober 2018 afgewezen, omdat de door haar gestelde vrees voor de mensenhandelaar [A] niet geloofwaardig is. Dit besluit staat in rechte vast.
Eiseres heeft op 8 september 2020 opnieuw een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft de aanvraag bij het besluit van 22 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen dit besluit heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, bij uitspraak van 7 oktober 2021 gegrond verklaard.
Op 4 oktober 2022 heeft de staatssecretaris een nieuw besluit genomen en de aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld en daarover gaat deze uitspraak.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. Als tolk is verschenen A.K. Myata.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1995. Haar dochters zijn geboren op [geboortedatum 2] 2018 en [geboortedatum 3] 2020.
2. Eiseres heeft bij de asielaanvraag waar deze uitspraak over gaat een uittreksel dagrapport van het [plaats] State Police Command, afgegeven op 10 juni 2020, te [plaats] ,
overgelegd. Hierin staat onder meer dat de moeder van eiseres bij de politie heeft gerapporteerd dat zij is bedreigd met de dood door een vrouw met de naam [A] .
4. In de uitspraak van 7 oktober 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat het standpunt van de staatssecretaris dat dit document geen nieuw element of bevinding kan zijn, omdat de authenticiteit niet kan worden vastgesteld, in het licht van het arrest LH1 niet langer houdbaar is. Ook de motivering van de staatssecretaris dat een aangifte van bedreiging de onaannemelijkheid van verklaringen van eiseres niet weg kan nemen omdat deze aangifte slechts verklaringen van derden betreft die niet als objectieve, verifieerbare bron kunnen worden aangemerkt, is onvoldoende om de asielaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren.
Wat zegt de staatssecretaris nu over het dagrapport?
5. De staatssecretaris stelt zich nu op het standpunt dat het dagrapport van het [plaats] Police Command niet in de eerste procedure is overgelegd en daarom een nieuw element is. De inhoud van het document komt op het eerste gezicht overeen met het relaas van eiseres. Omdat het document steun biedt aan het relaas van eiseres, kan het de kans op internationale bescherming aanzienlijk groter maken. De inhoud van het document doet echter niet af aan de argumenten waarmee de eerste asielaanvraag van eiseres is afgewezen. Het document toont de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres niet aan.
Heeft de staatssecretaris voldaan aan zijn vergewisplicht?
6. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris te gemakkelijk voorbij is gegaan aan zijn vergewisplicht. De staatssecretaris had Bureau Documenten nader moeten bevragen over de totstandkoming van de conclusies over het dagrapport, voordat hij die conclusies aan zijn besluit ten grondslag legde.
7. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In het besluit van 4 oktober 2022 is de staatssecretaris ingegaan op de inhoud van het dagrapport en heeft hij beoordeeld of dit de beoordeling van het asielrelaas anders maakt. Daarbij heeft de authenticiteit van het document geen rol gespeeld, waarmee de conclusies van Bureau Documenten over het document niet (langer) aan de afwijzing van de asielaanvraag ten grondslag liggen. Dit maakt dat er ook geen vergewisplicht meer bestond voor de staatssecretaris. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt dus niet.
Wat vindt de rechtbank van de inhoudelijke beoordeling van het document?
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat de inhoud van het document het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig maakt. Allereerst is de inhoud van het dagrapport tegenstrijdig met de verklaringen van eiseres. In het dagrapport staat dat de moeder van eiseres in juni 2020 voor het eerst besloot om naar de politie te gaan vanwege de dreigementen van [A] . Eiseres heeft echter meerdere malen verklaard dat haar moeder ook in 2018 al naar de politie was gegaan en dat toen tegen haar is gezegd dat ze terug moest komen als ze opnieuw bedreigd zou worden door [A] . Verder heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat uit het dagrapport geen serieuze dreiging van de kant van [A] blijkt. [A] is
1. Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, C-921/19, ECLI:EU:C:2021:478
één keer per jaar langsgekomen om een dreigement te uiten, maar heeft hier op geen enkele wijze uitvoering aan gegeven. Uit het dagrapport blijkt ook dat de moeder van eiseres de dreiging in 2019 niet serieus nam. Eiseres heeft niet kunnen verklaren waarom haar moeder de dreiging in 2020 ineens wel weer serieus nam en naar de politie ging.
Daarbij heeft de staatssecretaris aan zijn oordeel ten grondslag kunnen leggen dat het dagrapport enkel een weergave is van de verklaringen van de moeder van eiseres en niet een bevestiging inhoudt uit objectieve bron, zoals de politie zelf, dat de bedreigingen ook echt hebben plaatsgevonden. Tot slot heeft de staatssecretaris niet ten onrechte bij zijn oordeel betrokken dat het ongeloofwaardig blijft dat eiseres zes maanden op het station van Bologna zou hebben verbleven zonder dat [A] haar daar heeft gezocht (en gevonden) en dat [A] vervolgens wel actief naar haar op zoek gaat in Nigeria.
9. Om al deze redenen heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank kunnen oordelen dat de inhoud van het dagrapport niet maakt dat het asielrelaas van eiseres nu wel geloofwaardig is. Wat eiseres hierover in beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
10. Eiseres heeft aangevoerd dat de belangen van haar kinderen door de staatssecretaris bij de beoordeling hadden moeten worden betrokken. De rechtbank overweegt hierover dat de belangen van de kinderen buiten de reikwijdte van het besluit vallen. Niet in te zien valt immers hoe de belangen van de kinderen van invloed kunnen zijn op het oordeel over de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
11. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat het besluit niet in stand kan blijven, omdat aan haar en haar kinderen verschillende vertrektermijnen zijn gegeven. De rechtbank merkt hierover op dat dit niet tot onrechtmatigheid van het besluit leidt. Bovendien heeft de staatssecretaris in het besluit opgemerkt dat van een gescheiden uitzetting van de gezinsleden geen sprake zal zijn en dat daarom van de bevoegdheid tot uitzetting van eiseres geen gebruik zal worden gemaakt tot ook de vertrektermijn van de kinderen is verstreken.

Conclusie en gevolgen

De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd krijgt. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.