ECLI:NL:RBDHA:2022:15356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
NL22.20510
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een herhaalde asielaanvraag en de vergewisplicht van de staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn tweede asielaanvraag. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, had eerder op 9 maart 2018 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris op 17 oktober 2018 was afgewezen. Eiser heeft op 8 september 2020 opnieuw een aanvraag ingediend, die op 22 april 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing op 7 oktober 2021 gegrond verklaard. Op 5 oktober 2022 heeft de staatssecretaris opnieuw de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, waartegen eiser beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Een tolk was ook aanwezig. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen nadere informatie te overleggen, maar deze heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. De staatssecretaris heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij de conclusie van Bureau Documenten heeft gecontroleerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser worden vergoed tot een bedrag van € 1.518,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.20510
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn tweede asielaanvraag. Eiser heeft eerder, op 9 maart 2018, een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 17 oktober 2018 afgewezen, omdat de door eiser gestelde problemen niet geloofwaardig zijn. Dit besluit staat in rechte vast.
Eiser heeft op 8 september 2020 opnieuw een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft de aanvraag bij het besluit van 22 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen dit besluit heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, bij uitspraak van 7 oktober 2021 gegrond verklaard.
Op 5 oktober 2022 heeft de staatssecretaris een nieuw besluit (het bestreden besluit) genomen en de aanvraag in de algemene procedure opnieuw niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen heeft eiser beroep ingesteld en daarover gaat deze uitspraak.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Als tolk is verschenen A.K. Myata.
Na sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank op 18 november 2022 het onderzoek heropend om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen nadere informatie over te leggen. De staatssecretaris heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft geen van de partijen verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999.
2. Eiser heeft bij de asielaanvraag waar deze uitspraak over gaat, een dagrapport van het [plaats] Estate Police Station van 9 april 2019 overgelegd. Hierin staat dat de zus van eiser bij de politie aangifte heeft gedaan van vermissing van haar moeder, nadat de moeder het dorp bezocht waar de vader van eiser huizen bezat en is doodgeschoten.
Na zes jaar blijkt dat de politieke tegenstander van eiser nog steeds op zoek is naar de familie [eiser] .
3. Bureau Documenten heeft in de verklaring van onderzoek van 14 oktober 2020 geconcludeerd dat het door eiser overgelegde document een fotokopie is en dat als eiser stelt dat dit een origineel document is, het document gelet op het gestelde in punt 2.1 vals is. In punt 2.1 staat:
“Na onderzoek van het document is het volgende gebleken:
Het papier is voorzien van een watermerk.
De basis- en variabele gegevens, stempel en handtekening zijn aangebracht met een
printtechniek (inkjet).”
4. In de uitspraak van 7 oktober 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. De staatssecretaris heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe hij heeft gecontroleerd of de conclusie van Bureau Documenten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusie daarop aansluit.
Heeft de staatssecretaris nu wel voldaan aan zijn vergewisplicht?
5. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit overwogen dat het onderzoek is vergewist en dat de conclusie van Bureau Documenten wordt onderschreven. Er is op 24 januari 2022 telefonisch contact geweest met Bureau Documenten waarbij Bureau Documenten heeft verduidelijkt dat juist de combinatie van het watermerk en het feit dat
alle overige gegevens zijn aangebracht met een printtechniek maakt dat het document een fotokopie is.
6. De rechtbank vindt dit onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee nog steeds onvoldoende inzichtelijk hoe de staatssecretaris zijn vergewisplicht heeft ingevuld. De rechtbank heeft de staatssecretaris na de zitting in de gelegenheid gesteld om dit nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door middel van een telefoonnotitie waaruit blijkt welke vragen zijn gesteld aan Bureau Documenten en hoe die zijn beantwoord en/of door een nadere onderbouwing van Bureau Documenten over de conclusie in de verklaring van onderzoek. Van deze gelegenheid heeft de staatssecretaris geen gebruik gemaakt. Dit betekent dat de staatssecretaris nog steeds niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht.
7. Gelet hierop is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 december 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.