In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn tweede asielaanvraag. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, had eerder op 9 maart 2018 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris op 17 oktober 2018 was afgewezen. Eiser heeft op 8 september 2020 opnieuw een aanvraag ingediend, die op 22 april 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing op 7 oktober 2021 gegrond verklaard. Op 5 oktober 2022 heeft de staatssecretaris opnieuw de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, waartegen eiser beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Een tolk was ook aanwezig. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen nadere informatie te overleggen, maar deze heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. De staatssecretaris heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij de conclusie van Bureau Documenten heeft gecontroleerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser worden vergoed tot een bedrag van € 1.518,00.